De gevoeligheidsbepaling (antibiogram)

Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer

Grofweg zijn bacteriën in te delen in zogenaamde Gram-positieve en Gram-negatieve bacteriën. Het woord Gram heeft te maken met een bepaalde kleuring die toegepast wordt bij het bekijken van bacteriën. Bij die kleuring wordt een Gram-positieve bacterie donkerblauw en een Gram-negatieve bacterie rood.

Alle Gram-negatieve bacteriën zijn per definitie ongevoelig voor penicilline. E. coli en Klebsiella zijn Gram-negatieve bacteriën. Het behandelen van deze verwekkers met penicilline heeft geen enkel effect. Dit soort ongevoeligheid voor een antibioticum noemt men “natuurlijke ongevoeligheid”.

Ook niet alle Gram-positieve bacteriën zijn gevoelig voor penicilline (of een ander antibioticum). Onder invloed van bijvoorbeeld veelvuldige behandelingen, behandelingen met een te lage dosis antibioticum of te kort durende behandelingen kunnen bacteriestammen ontstaan die ongevoelig worden voor bepaalde antibiotica. Dit noemt men ‘verkregen ongevoeligheid’: de bacterie is

resistent

geworden voor een bepaald antibioticum.

Het vervelende van deze verkregen ongevoeligheid is dat deze niet alleen doorgegeven kunnen worden aan de volgende generatie bacteriën van dezelfde soort, maar ook aan andere bacteriesoorten.

Bij de behandeling is het dan ook enorm belangrijk om vast te stellen voor welke antibiotica de bacterie goed gevoelig is en waarmee een behandeling kan worden ingesteld om succesvol te genezen. Uit een mastitismelkmonster kan in veel gevallen een bacterie worden gekweekt in het laboratorium. Men stelt vast om welke bacterie het gaat en zet vervolgens een gevoeligheidsbepaling in. Dit gebeurt door de bacterie op te kweken op een rij voedingsbodems met een verdunningsreeks van het specifieke antibioticum. De eerste verdunning waarop de bacteriën niet meer groeien noemt men de Minimale Inhibitoire Concentratie (MIC). Voor elke bacterie zijn specifieke afkapwaarden voor de MIC om vast te stellen of de bacterie gevoelig is voor dat specifieke antibioticum. Zo ontstaat een overzicht van antibiotica waar de bacterie gevoelig voor is, en die gebruikt kunnen worden bij de behandeling.

Een gevoeligheidsbepaling uitvoeren kost dus (helaas) tijd. Het is daarom niet verstandig om met behandeling van een klinisch mastitis geval te wachten op de uitslag een bacteriekweek of gevoeligheidsbepaling. Een uitgevoerde gevoeligheidsbepaling geeft echter wel een handvat voor de verdere behandeling. Bijvoorbeeld als een koe met mastitis niet opknapt, en voor de aanpak van een volgend soortgelijk geval van mastitis op het bedrijf. Dit kan in het bedrijfsbehandelplan worden opgenomen.

Voor het instellen van een behandeling bij subklinische mastitis is het wel beter om een gevoeligheidsbepaling af te wachten alvorens te gaan behandelen.

Een gevoeligheidsbepaling is geen garantie op genezing.

Bedenk dat de groeiomstandigheden van de bacterie in het laboratorium anders zijn dan de omstandigheden in de uier. Als uit een gevoeligheidsbepaling blijkt dat een bepaald antibioticum niet werkzaam is tegen de bacterie dan is het zeker dat het in de koe (in de uier) ook niet werkzaam is.

Maar als een bacterie volgens de gevoeligheidsbepaling goed gevoelig is voor een specifiek antibioticum, dan wil dat nog niet altijd zeggen dat een behandeling met dat antibioticum altijd tot succes leidt. De bacterie kan zich afkapselen in het weefsel of zich hullen in een slijmlaag (biofilm), waardoor het antibioticum de bacterie niet of moeilijk kan bereiken. Dat kan soms dus tot teleurstellende behandelresultaten leiden. Over het algemeen geldt:  hoe eerder een behandeling wordt ingesteld, des te minder tijd de bacterie heeft om zich af te schermen, en des te beter het resultaat.

Gevoeligheidspatronen/antibioticumresistentie

Bij bepaalde mastitisverwekkers moet men ernstig rekening houden met de mogelijkheid van ongevoeligheid (resistentie) voor specifieke antibiotica. Dit geldt onder andere voor Staph. aureus, E.coli en Klebsiella

De meeste streptokokken zijn wel gevoelig voor de eenvoudige penicillines, maar soms niet voor andere groepen antibiotica die ook gebruikt worden. Aan de hand van resultaten van een grote groep uitgevoerde gevoeligheidsbepalingen in Nederland van een bepaalde soort bacterie kan een “algemeen” gevoeligheidspatroon voor die bacterie opgesteld worden. De UGA houdt, in het kader van haar monitoringsfunctie, in de gaten hoe de gevoeligheid van mastitisverwekkers in Nederland zich ontwikkelt. Daar komt bijvoorbeeld uit dat van de onderzochte Staph. aureus stammen 62 procent gevoelig is voor penicilline, 96 procent gevoelig voor pirlimycine en 100 procent gevoelig voor amoxicilline-clavulaanzuur.

Dit is geen garantie dat de bacterie op uw bedrijf zich ook zo gedraagt, maar het geeft wel wat houvast om een behandeling te beginnen.

Om een bedrijfsspecifiek gevoeligheidspatroon vast te stellen is het zinvol mastitismonsters van het eigen bedrijf te laten onderzoeken en een gevoeligheidsbepaling uit te laten voeren. Dit is van belang bij het opstellen van het bedrijfsbehandelplan.

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.

GD maakt gebruik van cookies om onze website te analyseren en de functionaliteit te verbeteren. Meer info vind je in ons cookiebeleid.