Sinds eind 2009 wordt de eventuele uitscheiding van de Q-koorts bacterie op melkschapen- en melkgeitenbedrijven gemonitord door tankmelkonderzoek. Om melk te mogen leveren zijn alle melkleverende bedrijven met meer dan vijftig schapen en/of geiten verplicht om deel te nemen aan de tankmelkmonitoring. GD helpt hierbij door het ophalen van deze monsters voor u te organiseren in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken. Het nemen van de tankmelkmonsters gebeurt via de Rijdende Melk Ontvangst (RMO) of door het bedrijf C-mark. C-mark haalt standaard monsters op bij de ‘zelfzuivelaars’ en bij bedrijven die melk leveren in België. Melkmonsters van andere bedrijven zullen normaal gesproken via de RMO en Qlip bij de GD terecht komen. In sommige gevallen lukt dit echter niet; dan wordt C-mark gevraagd de monsters alsnog bij de betreffende bedrijven op te halen. GD probeert u op deze manier zoveel mogelijk te faciliteren en in meeste gevallen verloopt dit zonder problemen. 

Alle melkschapen- en melkgeitenbedrijven met meer dan 50 dieren worden elke vier weken onderzocht in de Q-koorts tankmelkmonitoring middels een PCR-test. Een gewetensbezwaard bedrijf dat niet vaccineert wordt iedere twee weken onderzocht.

De opgehaalde monsters worden bij GD onderzocht op de aanwezigheid van de bacterie Coxiella burnetii, de veroorzaker van Q-koorts. Bij een positieve uitslag stuurt de GD de monsters door naar Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) in Lelystad. Indien het WBVR tot eenzelfde uitslag komt, wordt een nieuw, zogenaamd ambtelijk monster genomen door de NVWA. Indien het WBVR in dit monster opnieuw de bacterie Coxiella burnetii aantoont, wordt een bedrijf ‘besmet’ verklaard. 

Mocht u naar aanleiding van deze brief nog vragen hebben dan kunt u contact opnemen met GD via 088 20 25 500. Indien u vragen heeft over de regelgeving rondom Q-koorts, dan kunt u contact opnemen met de NVWA via 088-2233333.