Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer

Mycoplasma hyopneumoniae mh

Mycoplasma hyopneumoniae (M.hyo.) behoort tot de belangrijkste veroorzakers van longontstekingen bij varkens. De ziekte komt wereldwijd voor onder varkens. Naast Mycoplasma hyopneumoniae komen ook andere soorten Mycoplasma voor bij varkens, zoals M.hyorhinis en M. hyosynoviae (deze laatste twee worden hier niet behandeld).

M.hyo kent verschillende varianten die verschillen in mate van ziekteverwekkend vermogen. Deze kiem vormt samen het PRRS-virus de basis voor wat wel het PRDC-complex wordt genoemd (porcine respiratoire ziekte complex). Bij PRDC zijn ook andere bacteriën en virussen betrokken, zoals streptococcen, App, circovirus en PRCV.


Verschijnselen

Hoesten is het duidelijkste klinische symptoom van een infectie met M.hyo. De varkens zijn bovendien ziek, hebben lichte koorts en een verminderde eetlust. Het haarkleed is ruw en de huid heeft een grauwe doffe kleur. De klinische verschijnselen worden in hoofdzaak bepaald door de kwaadaardigheid van de Mycoplasma-kiem die op het bedrijf aanwezig is, de aanwezigheid van andere ziektekiemen die het PRDC-complex zullen verergeren en minder gunstige klimaatomstandigheden in de stal. Veel varkens worden ziek, maar de sterfte is laag. Vooral gespeende biggen en jonge vleesvarkens vertonen ziekteverschijnselen. 

Besmettingsroute

De overdracht van de kiem van varken naar varken (van zeug naar big, van big naar big) vindt in hoofdzaak plaats via direct contact, vooral door neuscontact, waarna de kiem via de luchtwegen wordt opgenomen. Vooral na het mengen en samenvoegen van tomen vindt gemakkelijk overdracht van de kiem plaats. De kiem kan ook enkele kilometers via de lucht worden verspreid. De kiem komt wijdverspreid voor. Varkens kunnen vlak na de geboorte al met de ziektekiem in aanraking komen, via de zeug. Vooral jonge zeugen verspreiden veel kiemen. De besmetting en verspreiding in het kraamhok vindt plaats op een relatief laag niveau. De meeste besmettingen vinden plaats na het spenen en het verplaatsen naar de vleesvarkensstal, waarbij tomen gemengd worden en de kiem zich makkelijk kan verspreiden.

Schade

Schade door mycoplasma ontstaat door tegenvallende technische resultaten (groei, voederconversie) en door medicijnkosten. De schade wordt verergerd doordat M.hyo een “wegbereider” is voor andere kiemen, zoals het PRRS-virus. De eerste schade treedt op in het trilhaarepiteel van de voorste luchtwegen waardoor de afweer van de longen sterk vermindert.


Diagnose van Mycoplasma

De diagnose M.hyo is lastig te stellen. De klinische verschijnselen zijn niet erg specifiek en kunnen ook duiden op andere veroorzakers van luchtwegproblemen. Meestal is men afhankelijk van het aantonen van afweerstoffen tegen M.hyo in het bloed. Helaas worden de afweerstoffen pas in een laat stadium, meestal de tweede helft van de mestperiode, in het bloed gevonden.

De diagnose kan ook gesteld worden bij sectie, waardoor de infectie in een vroeger stadium kan worden aangetoond. Bij sectie worden de typische longveranderingen (topkwab-pneumonieën) aangetroffen, bovendien kunnen op weefselniveau de typische veranderingen met de microscoop worden waargenomen. Bij sectie kan ook de kiem zelf met behulp van PCR-techniek worden aangetoond in de longen. Dit laatste is een waardevolle uitbreiding van de diagnosemogelijkheden.

Door onderzoek in het slachthuis kunnen de typische topkwabpneumonieën worden waargenomen, dit is echter een verschijnsel dat ook door andere kiemen kan worden veroorzaakt (zoals het Influenzavirus, of de bacterie Pasteurella multocida). Slachtlijnonderzoek kan dus alleen een indicatie geven voor nader onderzoek door middel van sectie.


Risicofactoren voor Mycoplasma

Risicofactoren voor het ontstaan van schade als gevolg van deze ziekte zijn onder andere het stalklimaat en de bezettingsgraad. Verder zal de infectie in stand worden gehouden als afdelingen niet leeg en schoon worden gemaakt vóórdat een volgende groep varkens wordt opgelegd. 

Een slecht stalklimaat en overbezetting van de stal werken problemen door mycoplasma in de hand. Aangezien de meeste bedrijven besmet zijn, zullen aangekochte biggen/varkens de kiem bij zich dragen. Bedrijfsomstandigheden bepalen vaak de omvang van de schade. Besmette varkens kunnen gedurende lange tijd de kiem uitscheiden.


Aanpak van Mycoplasma

M.hyo kan met medicijnen worden aangepakt. Maar het biedt veel meer voordelen om maatregelen in de preventieve sfeer toe te passen. Tal van managementmaatregelen hebben een sterke preventieve werking:

  • een goede adaptatie van aangevoerde gelten (quarantaineperiode van het liefst 12 weken)
  • een uitgebalanceerde zeugenstapel; het overleggen van biggen sterk beperken en maximaal tot 24 uur na de geboorte uitvoeren
  • een goede klimaatbeheersing
  • het voorkomen van overbezetting;en vooral het strikt toepassen van het all-in all-outsysteem is van grote invloed op de verspreiding van deze kiem.
  • verder is het van groot belang om groepen biggen niet te mengen, en lege afdelingen ook te reinigen en ontsmetten. Alleen hierdoor kunnen infectie-ketens doorbroken worden
  • daarnaast is het vaccineren van biggen een optie. Er zijn meerdere dode vaccins beschikbaar. De vaccins kunnen verdeeld worden in one- en two-shot vaccins. Alle vaccins hebben bewezen effectief te zijn, mits ze ruim voor de besmetting worden toegediend. Voor een goede bescherming dienen de biggen minimaal twee weken voor het verplaatsen geënt te zijn. Een vaccinatie op besmette bedrijven levert meestal significante verbeteringen op van de technische resultaten en het vermindert het voorkomen van longaantasting bij vleesvarkens.

Vaccinatie helpt echter niet tegen besmetting en uitscheiding van kiemen. Het vaccineren van zeugen voorkomt niet dat biggen worden besmet en is daarom meestal niet nodig en bovendien nog niet toegestaan in Nederland. De zeugen zullen na vaccinatie meer afweerstoffen in de biest vormen. Hierdoor zijn de biggen langer beschermd, maar ze moeten dan wel op latere leeftijd geënt worden. Vaccinatie van opfokzeugen valt te overwegen bij een sterke uitbreiding van de zeugenstapel, of bij een herstart van het bedrijf met een nieuwe zeugenstapel.


De rol van GD bij Mycoplasma

GD heeft verschillende mogelijkheden in huis om luchtwegproblemen aan te pakken. Er zijn een aantal pakketten samengesteld waarbij er bloedonderzoek gedaan kan worden op aanwezigheid van verschillende veroorzakers van luchtwegproblemen, eventueel aangevuld met sectieonderzoek of een bedrijfsanalyse door een GD-deskundige.

Met onder andere artikelen en lezingen geeft GD voorlichting over de aanpak van luchtwegproblemen. Via GD Veekijker helpt GD jou en dierenartsen bij een doeltreffende aanpak van luchtwegproblemen en signaleert welke problemen er spelen.

Dierziekte informatie Mycoplasma hyopneumoniae


Mh-infecties komen wereldwijd zeer veel voor in varkensdichte gebieden.
Mh is de primaire veroorzaker van Enzoötische Pneumonie (EP). Andere benamingen zijn MPS (Mycoplasmal pneumonia of Swine) en MIRD (Mycoplasma induced respiratory disease). Mh veroorzaakt samen met PRRSV en andere pathogenen (en virussen) het porcine respiratory disease complex (PRDC).
M. hyorhinis komt in de respiratietractus bij varkens ook frequent voor. Deze kiem is geen primaire veroorzaker van longontstekingen, maar veroorzaakt bij jonge biggen polyserositis en artritis. M. hyosynoviae kan bij opgroeiende varkens artritis veroorzaken. M. flocculare wordt als apathogeen beschouwd.

  • Mycoplasma’s zijn niet gevoelig voor antibiotica die ingrijpen op de celwand.
  • Mycoplasma’s zijn weinig resistent. Bij uitdroging (op haar, kleren) is de onbeschermde kiem binnen 24 uur geïnactiveerd. In regenwater, bij een temperatuur van 2 tot 7°C, kan de kiem meer dan 17 dagen persisteren.
  • Er bestaan diverse verschillende Mh-stammen die antigenetisch sterk van elkaar kunnen verschillen, ook in virulentie. Hierdoor kan het klinisch beeld van EP per bedrijf verschillen.
  • Mh bezit enige antigenetische en phylogenetische verwantschap met M. hyorhinis en vooral met M. flocculare (apathogeen).

Transmissie

  • Mh wordt in hoofdzaak verspreid via direct contact, maar kan ook meerdere kilometers (tot drie km is aangetoond) via de lucht worden verspreid (mistig, koud weer).
  • Voorwerpen besmet met respiratoir secretum spelen in de transmissie geen rol van betekenis.
  • Transmissie tussen gelten of (jonge) zeugen en pasgeboren biggen vindt vooral plaats vlak na de geboorte. Op endemisch besmette bedrijven zijn oude zeugen zelden besmet en beschermen ze hun biggen via afweerstoffen in de biest. Intra-uteriene of lactogene besmetting vindt niet plaats.
  • De belangrijkste infectieroute is de horizontale transmissie tijdens de afspeen- en afmestfase.
  • De transmissie van Mh door het koppel verloopt traag. Het moment van besmetting is onder veldomstandigheden moeilijk te bepalen. Meestal worden de eerste varkens vanaf een leeftijd van drie maanden seropositief. 

Pathogenese

  • Incubatietijd: ◦onder experimentele omstandigheden: tien tot zestien dagen
    • onder veldomstandigheden: meestal langer
  • Geen leeftijdsgevoeligheid
  • Mh wordt voornamelijk gevonden in de mucosa van trachea, bronchi en bronchioli.
  • Varkens kunnen drager zijn in afwezigheid van afweerstoffen.

Klinische verschijnselen (EP)

  • Droge niet-productieve hoest, lichte koorts en geringe anorexie.
  • Onder experimentele omstandigheden begint het hoesten dertien dagen p.i., met een piek op vier tot vijf weken, en is meestal rond tien weken p.i. verdwenen.
  • Uit elkaar groeien van de tomen, ruw haarkleed, grauwe, doffe kleur.
  • Morbiditeit tot 100 procent; de mortaliteit is laag.
  • Beïnvloeding door omgevingsfactoren en secundaire kiemen is aanzienlijk.

Immuniteit

  • Humorale immuniteit
    • Intranasale infectie leidt zowel tot IgA- als IgG-respons in serum en in tracheaal- en bronchiaalsecretum
    • Afweerstoffen bij experimentele infecties zijn vanaf twee weken p.i. aantoonbaar. Bij natuurlijke infecties duurt dat vaak langer (tot meer dan zes weken na infectie).
    • Afweerstoffen zijn meestal pas vanaf halverwege de mestperiode aantoonbaar.
    • Afweerstoffen in serum beschermen onvoldoende tegen een Mh-infectie.
    • Na vaccinatie zijn afweerstoffen slechts enkele weken aantoonbaar.
    • Afweerstoffen ten gevolge van veldinfectie zijn maanden aantoonbaar (minimaal vier maanden).
  • Halfwaardetijd passieve immuniteit: ruim twee weken. 

Diagnostiek

  • Klinische verschijnselen.
  • Via sectie en histologie.
  • Aantonen van de kiem: op sectiemateriaal kan de PCR worden uitgevoerd.
  • Serologisch: door de vaak lange tijd tussen infectie en seroconversie is serologie ongeschikt om een infectie in het acute stadium aan te tonen (zie boven). 

Therapie

Op geleide van nadere diagnostiek inclusief antibiogram: zie de genoemde middelen in het meest recente Formularium Varken van de KNMvD.


Preventie

  • Verbetering van managementfactoren: stabiele zeugenstapel (aankoop leeftijdsgroepen), geen biggen overleggen na 24 uur na de geboorte, het voorkomen van overbezetting en strikt all in, all out.
  • Vaccinatie: er zijn meerdere geïnactiveerde vaccins beschikbaar, te verdelen in: two-shot vaccins (tweemalige toediening, met een tussenruimte van twee tot drie weken) en one-shot vaccins (eenmalige toediening). Voor een goede bescherming moet het varken minimaal twee weken voor de verwachte besmetting gevaccineerd zijn. Voor nadere details en gebruiksaanwijzing, zie de betreffende bijsluiter. De vaccinatie voorkomt infectie en uitscheiding van de kiem niet, maar draagt wel bij aan het verminderen van het voorkomen van longlaesies en het verbeteren van technische prestaties.

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.