Dossier Blauwtong

Het blauwtongvirus komt voornamelijk voor bij schapen en runderen, maar ook andere herkauwers kunnen besmet worden. De besmettingen komen door de beet van knutten die besmet zijn met het virus. Er zijn verschillende serotypen van deze ziekte. De ziekteverschijnselen zijn wisselend, van symptoomloos tot zeer ernstig.
In dit dossier vind je alles wat je moet weten over blauwtong, van de symptomen tot de behandeling en de laatste updates.
Nieuws en updates over blauwtong
Onderzoek en wetenschappelijke publicaties
Tekst: Liesbeth Harkema, Eveline Dijkstra en René van den Brom (Royal GD) 9 november 2023
Op dinsdag 5 september 2023 werd blauwtong (BT) vastgesteld in Nederland. Enkele dagen later maakte Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) bekend dat zij op basis van whole genome sequencing hadden vastgesteld dat het om serotype 3 (BTV-3; genus Orbivirus, familie Reoviridae) gaat. Dit serotype werd eerder op verschillende plaatsen in de wereld aangetoond. In Europa voor het eerst in oktober 2017 op Sicilië en vervolgens op Sardinië in september 2018. Binnen de EU zijn verder geen meldingen van infecties met BTV-3 bekend. Uitbraken met dit serotype komen in Israël voor sinds 2013. Echter, op basis van nadere typering van het huidige serotype, uitgevoerd door WBVR, lijkt de herkomst niet in Europa te liggen en is niet duidelijk waar de infectie wel vandaan komt. In oktober 2023 is de pathologie van schapen met een BTV-3-infectie beschreven. In dit document wordt de stand van zaken op (melk)geitenbedrijven en het pathologisch beeld vanBTV-3 bij geiten beschreven.
Blauwtong is een virusziekte bij herkauwers die door verschillende Culicoides-soorten wordt overgedragen. Rundvee vormt het natuurlijke reservoir van het virus. Klinische verschijnselen doen zich normaalgesproken bij deze diersoort en ook bij de geit niet of in beperkte mate voor. De morbiditeit en mortaliteit bij schapen kan hoog zijn. Blauwtong is niet besmettelijk voor mensen.
Van infecties met BTV-3 zijn vooral beschrijvingen bekend van klinische, epidemiologische en moleculair diagnostische bevindingen. Deze kunnen variëren bij de verschillende uitbraakstammen van hetzelfde serotype. Vanwege de ernst van de gemelde infecties bij deze BTV-3-uitbraak in Nederland is in overleg met de
Begeleidingscommissie van de Monitoring Diergezondheid Kleine Herkauwers, met daarin een vertegenwoordiging van de opdrachtgevers, een aantal geiten uitgebreid pathologisch onderzocht. Deze bevindingen kunnen worden gebruikt om de behandelingsmogelijkheden te bepalen van geiten die met BTV-3 zijn
geïnfecteerd.
Klinische bevindingen
Op 7 november 2023 was op 47 bedrijven een infectie met BTV-3 bevestigd door middel van PCR diagnostiek en werd de ziekte klinisch vermoed op 16 bedrijven. Op basis van beschrijvingen van dierenartsen en dierhouders van geiten met BTV-3 en op basis van eigen waarnemingen op melkgeitenbedrijven lijkt het erop dat de klinische verschijnselen van BTV-3 bij geiten milder zijn dan de verschijnselen bij schapen en runderen. Waargenomen verschijnselen zijn koorts, oedeem van de lippen of in ergere mate van de kop, oog- en neusuitvloeiing, bloedingen op en roodheid van de uierhuid en kling, melkproductiedaling, stijf- en kreupelheid, neurologische verschijnselen en abortus. Het aantal zieke dieren op BTV-3 geïnfecteerde bedrijven is in de regel beperkt. Echter, desondanks is ook incidentele sterfte van geiten door BTV-3 gemeld.
Macroscopische bevindingen
Er zijn 10 dieren met een verdenking van blauwtong ingestuurd voor pathologisch onderzoek. Bij 6 dieren werd blauwtongvirus aangetoond in de milt door middel van PCR onderzoek. Het sectiebeeld bij de 6 blauwtong positieve dieren was variabel. Deze dieren vertoonden longoedeem (6/6), subcutaan oedeem aan de lippen, kop en/of hals (3/6), geringe ulceratie (zweren) in de mondholte (2/6) en ulceratie op de penspijler (2/6). Eén dier vertoonde roodheid van de uierhuid en spenen.
Microscopische bevindingen
Bij microscopisch onderzoek blijken de skeletspieren bij meerdere geiten te zijn aangetast door vaatwandontsteking (vasculitis) en milde tot uitgebreide acute skeletspierdegeneratie (4/6). Tevens was er acute spierdegeneratie in de tong en slokdarm (2/6) en één dier vertoonde glomerulonefritis met microthrombose
(afwijkingen in de kleine bloedvaatjes in de nieren).
Figuur 1 Links: De lippen zijn gezwollen met enkele minimale erosies. Rechts: Doorsnede van de kop met subcutaan vochtophoping (oedeem) in de lippen en in de tong (*).
Figuur 2. Microscopie van skeletspierweefsel met verval van spiervezels (*), vaatwandontsteking (pijlen) en thrombose (#). Inzet links boven:
normaal spierweefsel.
Van de geiten waarbij géén BTV-3 werd aangetoond bij pathologisch onderzoek, waren er twee afkomstig van een bedrijf waar BTV-3 reeds was aangetoond. Bij deze BTV-3 negatieve dieren werd een duidelijk ander ziektebeeld vastgesteld (enterotoxemie en mastitis), subcutane oedemen, ulceratieve lesies en skeletspierdegeneratie zijn bij deze dieren niet aangetoond.
Voorlopige conclusie
Op 7 november 2023 was op 47 (melk)geitenbedrijven een besmetting met BTV-3 aangetoond. Op 16 bedrijven is de diagnose op basis van het klinisch beeld gesteld (bron: NVWA). Op basis van contact met dierenartsen en (melk)geitenhouders wordt geconcludeerd dat ook op geitenbedrijven ziekte en sterfte door BTV-3 wordt gemeld, maar dat de mate waarin de ziekte optreedt milder is in vergelijking met de waarnemingen op runder- en met name schapenbedrijven. De waargenomen pathologische bevindingen bij geiten met een infectie met BTV-3 zijn de volgende mild subcutaan oedeem aan de kop en hals, soms geringe ulceratie in de mondholte en op de penspijler, vasculitis in de skeletspieren met acute skeletspierdegeneratie, en soms milde acute spierdegeneratie in de tong en slokdarm. Verder onderzoek naar eventuele klauwproblemen bij deze dieren volgt nog.
Over de diergezondheidsmonitoring
De monitoring speelde een belangrijke rol bij het vroegtijdig signaleren van het blauwtongvirus. Royal GD houdt zich al sinds 2002 intensief bezig met de monitoring van de diergezondheid in Nederland. Hiervoor werkt GD nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van LNV, dierenartsen en veehouders. De monitoring is opgezet om overheid en bedrijfsleven te voorzien van informatie over diergezondheid, -welzijn en voedselveiligheid. Zij hebben dat nodig om tijdig te kunnen ingrijpen bij eventuele problemen en, waar nodig, het beleid bij te stellen. De doelstellingen van de monitoring zijn
drieledig:
- het opsporen van uitbraken van bekende aandoeningen die normaal niet in Nederland voorkomen (zoals blauwtong);
- het opsporen van nog onbekende aandoeningen;
- zicht houden op trends en ontwikkelingen die relevant zijn voor diergezondheid in Nederland.
De hiervoor benodigde informatie verwerft GD actief, bijvoorbeeld in het kader van diergezondheidsprogramma’s zoals voor zwoegerziekte en scrapie, of in het kader van de monitoring op Brucella melitensis of blauwtong. In andere gevallen komen specialisten van GD in actie nadat veehouders of hun dierenartsen GD benaderen met een probleem. Daarnaast levert pathologisch onderzoek op dieren een belangrijke bijdrage.
De Begeleidingscommissie Monitoring Diergezondheid Kleine Herkauwers bestaat uit: Heleen Prinsen (LTO, Gezonde Dieren), Niels van Middelkoop (LTO, vakgroep Melkgeitenhouderij), Wil Jansen (Platform Kleinschalige Schapen- en Geitenhouders), Fokko Aldershoff (ministerie van LNV), Marcel Spierenburg
(NVWA), Kees Oomen (onafhankelijk voorzitter), Eveline Dijkstra en René van den Brom (beiden GD).
Tekst: Liesbeth Harkema, Katrien van den Brink & Christian Scherpenzeel (Royal GD) 17 november 2023
Op dinsdag 5 september 2023 werd blauwtong (BT) vastgesteld in Nederland. Enkele dagen later maakte Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) bekend dat zij op basis van whole genome sequencing hadden vastgesteld dat het om serotype 3 (BTV-3; genus Orbivirus, familie Reoviridae) gaat. Dit serotype werd eerder op verschillende plaatsen in de wereld aangetoond. In Europa voor het eerst in oktober 2017 op Sicilië en vervolgens op Sardinië in september 2018. Binnen de EU zijn verder geen meldingen van infecties met BTV-3 bekend. Uitbraken met dit serotype komen in Israël voor sinds 2013. Echter, op basis van nadere typering van het huidige serotype, uitgevoerd door WBVR, lijkt de herkomst niet in Europa te liggen en is niet duidelijk waar de infectie wel vandaan komt. In oktober 2023 is de pathologie van schapen met een BTV-3-infectie beschreven. In dit document wordt de stand van zaken op rundvee bedrijven en het pathologisch beeld van BTV-3 bij runderen beschreven.
Blauwtong is een virusziekte bij herkauwers die door verschillende Culicoides-soorten wordt overgedragen. Rundvee vormt het natuurlijke reservoir van het virus. Klinische verschijnselen doen zich normaalgesproken bij deze diersoort en ook bij de geit niet of in beperkte mate voor. De morbiditeit en mortaliteit bij schapen kan hoog zijn. Blauwtong is niet besmettelijk voor mensen.
Van infecties met BTV-3 zijn vooral beschrijvingen bekend van klinische, epidemiologische en moleculair diagnostische bevindingen. Deze kunnen variëren bij de verschillende uitbraakstammen van hetzelfde serotype. Vanwege de ernst van de gemelde infecties bij deze BTV-3-uitbraak in Nederland wordt er bij sectie op runderen laagdrempelig onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van BTV-3. Deze bevindingen kunnen worden gebruikt om een beter beeld te krijgen van de aanwezigheid van BTV-3 bij runderen en de variaties in ernst in het ziektebeeld.
Klinische bevindingen
De klinische symptomen die bij runderen zijn waargenomen in de huidige BTV-3-uitbraak zijn; koorts, (forse) productiedaling, laesies van de neusspiegel, in de mondholte (figuur 1) en op de uierhuid, neusuitvloeiing, conjunctivitis en speekselvloed. Daarnaast is kreupel- en stramheid gemeld, waarbij rode en gezwollen kroonranden (figuur 2) en verdikkingen van de poten zijn waargenomen. Ook regurgitatie en ontschoening behoren tot de gemelde verschijnselen. Het verloop, de duur van de ziekte, het aantal zieke runderen per bedrijf en de ernst van de verschijnselen bij runderen wisselt sterk. Met name koeien rondom het afkalven kunnen ernstig ziek worden. Als gevolg van ernstige verschijnselen, zoals bijvoorbeeld bij ernstige kreupelheid of ernstig longoedeem, kunnen dieren sterven of in geval van uitzichtloos lijden worden geëuthanaseerd.
Macroscopische bevindingen
Er is op dit moment bij 34 runderen die ter sectie kwamen BTV-3 aangetoond door PCR onderzoek op miltweefsel. Bij 13 van deze 34 runderen werden geen duidelijke BTV geassocieerde weefselafwijkingen aangetoond, bij veel van deze runderen was er sprake van een comorbiditeit zoals bijvoorbeeld baarmoederontsteking, uierontsteking, longontsteking, septicemie, achterste stenose, botulisme en boutvuur. Bij 19 van de 34 runderen waren er macroscopische aanwijzingen voor blauwtong. Bij deze dieren werden vooral erosies en ulceraties (oppervlakkig weefselverval) gezien op de mucocutane overgangen van de liprand en/of neusspiegel; ulceraties en puntbloedingen in de mondholte en pharynx; oedeem (vochtophoping) in de mondslijmvliezen en subcutaan oedeem, puntbloedingen in de trachea, op het hart, de arteria pulmonalis en de aorta en longoedeem. Enkele dieren vertoonden bloedingen in de slokdarmwand, roodheid of ulceratie van de penspijlers, oedeem in de lebmaagwand en oedeem van de uierhuid.
Figuur 1 Ulceratie en erosie van de neussppiegel en in de bek van een rund met BTVUlceratie en erosie van de neussppiegel en in de bek van een rund met BTV--3.3.
Bij twee van de 34 dieren waren er geen duidelijke macroscopische BTV geassocieerde weefselafwijkingen, maar wel microscopische verschijnselen van blauwtong.
Tevens werd bij drie verworpen en/of doodgeboren voldragen kalveren BTV aangetoond in de milt. Eén van deze kalveren vertoonde lokaal enkele kleine blaasjes op het tandvlees, een ander kalf vertoonde enkele bloedingen in de lebmaagwand. Verder werden er geen afwijkingen vastgesteld bij deze kalveren. De placenta was niet beschikbaar voor onderzoek.
Figuur 2 Sterk gezwollen en rode kroonranden bij Sterk gezwollen en rode kroonranden bij een BTVeen BTV--33 geïnfecteerd rund.geïnfecteerd rund.
Microscopische bevindingen
Bij histopathologisch onderzoek vertoonden de aangetaste huid en slijmvliezen van neus- en mondholte oppervlakkige weefselverval, subepitheliale microbloedingen, oedeem, vaatwandschade in de kleine bloedvaatjes (vasculitis en microangiopathie), microvasculaire thrombose en soms milde ontsteking rond de bloedvaatjes. Bij meerdere dieren werd acute spierdegeneratie aangetoond in de slokdarm (8 van 14 onderzochte slokdarmen, figuur 3), penspijler (5/10) en/of acute hartspierdegeneratie (6/17). De spierdegeneratie die bij meerdere dieren in de slokdarm is aangetoond verklaart mogelijk de klinische waarnemingen van slikproblemen en terugloop van ingegeven vloeistof (regurgitatie). Bij enkele dieren was er ook acute spierdegeneratie in de tong, skeletspieren en de aorta. Bij enkele dieren was er milde vaatschade in de kleine bloedvaten in de nieren. Op basis van de klinische verschijnselen, en naar analogie van de bevindingen bij schapen, valt te verwachten dat bij sommige dieren klauwbevangenheid onderdeel is van het ziektebeeld. Van een aantal dieren zal de klauw nog nader microscopisch onderzocht worden.
Figuur 3 Microscopie slokdarm van een BTV-3 geïnfecteerd rund. Links: Doorsnede van de slokdarmwand met vaatwandschade en thrombose (pijlen). Het omkaderde deel is rechts uitvergroot: Vaatwandschade en thrombose (pijlen), oedeem (#) en spierdegeneratie (*)
Voorlopige conclusie
Er wordt een variabel beeld in kliniek waargenomen bij runderen en ook de ernst varieert per bedrijf. Het beeld bij aangedane diersoorten lijkt heftiger dan tijdens de BTV-8-uitbraak in 2006-2008. Omdat er nog veel onbekend is over BTV-3 is het van belang dat nieuwe verschijnselen snel gemeld, onderzocht en gedeeld worden. Een betere kennis over de ernst en aard van de weefselaantasting door BTV-3 kan clinici ondersteunen in hun besluitvorming en plan van aanpak. Op basis van de huidige pathologische bevindingen zijn er aanwijzingen voor verticale overdracht van BTV-3, er werd bij drie doodgeboren/verworpen voldragen kalveren BTV aangetoond in de milt. Tijdens de vorige blauwtong uitbraak (BTV-8) werden aangeboren (hersen)afwijkingen bij met name kalveren waargenomen. Of dat ook bij BTV-3 te verwachten is, is op dit moment onbekend. Deze bevinding benadrukt het belang om alert te zijn op verschijnselen van aangeboren afwijkingen die kunnen ontstaan ten gevolge van een tijdens de dracht doorgemaakte infectie met BTV-3.
Over de diergezondheidsmonitoring
De monitoring speelde een belangrijke rol bij het vroegtijdig signaleren van het blauwtongvirus. Royal GD houdt zich al sinds 2002 intensief bezig met de monitoring van de diergezondheid in Nederland. Hiervoor werkt GD nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van LNV, dierenartsen en veehouders. De monitoring is opgezet om overheid en bedrijfsleven te voorzien van informatie over diergezondheid, -welzijn en voedselveiligheid. Zij hebben dat nodig om tijdig te kunnen ingrijpen bij eventuele problemen en, waar nodig, het beleid bij te stellen. De doelstellingen van de monitoring zijn drieledig:
- het opsporen van uitbraken van bekende aandoeningen die normaal niet in Nederland voorkomen (zoals blauwtong);
- het opsporen van nog onbekende aandoeningen;
- zicht houden op trends en ontwikkelingen die relevant zijn voor diergezondheid in Nederland.
De hiervoor benodigde informatie verwerft GD actief, bijvoorbeeld in het kader van diergezondheidsprogramma’s, zoals bijvoorbeeld IBR-vrij certificering, het paratuberculose programma en het salmonella programma. In andere gevallen komen specialisten van GD in actie nadat veehouders of hun dierenartsen GD benaderen met een probleem. Daarnaast levert pathologisch onderzoek op dieren een belangrijke bijdrage.
De Begeleidingscommissie Monitoring Diergezondheid Rund bestaat uit: Heleen Prinsen (LTO, Gezonde Dieren), Mona van Spijk (NZO), Caroline Huetink (ZuivelNL), Fokko Aldershoff (ministerie van LNV), Marcel Spierenburg (NVWA), Kees Oomen (onafhankelijk voorzitter), Judith de Jong (GD), Yannique Jacobs (GD), Gerdien van Schaik (GD) en Christian Scherpenzeel (GD)
Begin september 2023 zijn bij schapen in Midden-Nederland besmettingen met blauwtongvirus serotype 3 (BTV-3; genus Orbivirus, familie Reoviridae) bevestigd. Dit serotype werd eerder op verschillende plaatsen in de wereld aangetoond. In Europa voor het eerst in oktober 2017 op Sicilië en vervolgens op Sardinië in september 2018. Binnen de EU zijn verder geen meldingen van infecties met BTV-3 bekend. Uitbraken met dit serotype komen in Israël voor sinds 2013.
Blauwtong is een virusziekte bij herkauwers die door verschillende Culicoides-soorten wordt overgedragen. Rundvee vormt het natuurlijke reservoir van het virus. Klinische verschijnselen doen zich normaal gesproken bij deze diersoort en ook bij de geit niet of in beperkte mate voor. Morbiditeit en mortaliteit bij schapen kan hoog zijn. Blauwtong is niet besmettelijk voor mensen.
Begin oktober 2023 was een infectie bevestigd op ruim duizend bedrijven, maar het werkelijke aantal besmettingen ligt vermoedelijk veel hoger. Vanaf de oorspronkelijke besmettingshaard rond Hilversum lijken infecties zich vooral te verspreiden rond het IJsselmeer. Via de Veekijker van GD komen veel meldingen binnen van ernstig zieke schapen en soms een hoge sterfte. Van infecties met BTV-3 zijn vooral beschrijvingen bekend van klinische, epidemiologische en moleculair diagnostische bevindingen. Deze kunnen variëren bij de verschillende uitbraakstammen van hetzelfde serotype. Vanwege de ernst van de gemelde infecties bij deze BTV-3-uitbraak in Nederland is in overleg met de Begeleidingscommissie van de Monitoring Diergezondheid Kleine Herkauwers, met daarin een vertegenwoordiging
van de opdrachtgevers, een aantal schapen uitgebreid pathologisch onderzocht. Deze bevindingen kunnen worden gebruikt om de behandelingsmogelijkheden te bepalen van schapen die met blauwtong zijn geïnfecteerd.
Macroscopische bevindingen
Tot nu toe is sectie verricht op twaalf schapen. Alle schapen hadden oppervlakkige beschadigingen door weefselversterf (erosies en ulceraties) op de lippen, op de tong en in de slijmvliezen van de mondholte, gepaard gaande met mild tot fors oedeem (vochtophoping) en kleine bloedingen. Sommige dieren hadden tevens uitgebreid subcutaan oedeem aan de kop of verspreid over het lichaam. Ook vertoonden alle schapen ernstig longoedeem (vochtophoping in de longen). Meerdere dieren vertoonden ook uitgebreide ulceraties en bloedingen in de penspijlers en bloedingen in de hartspier. Sommige dieren hadden veel vocht in de borstholte of in het hartezakje.
Microscopische bevindingen
Bij vijf van deze twaalf schapen is ook al uitgebreid microscopisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt in de oedemateuze longen sprake van vaatschade in de kleine bloedvaten gekenmerkt door oedeem, microbloedingen en schade aan de alveolaire septa (tussenschotten in de longblaasjes). Deze diffuse (verspreide) schade aan de longblaasjes vormt een zeer ernstige beperking voor de zuurstofuitwisseling. De vaatwandschade is verspreid door het lichaam aanwezig en onderliggend aan de macroscopisch zichtbare ulceraties, bloedingen en oedeem in de mondholte en voormagen. Bij enkele dieren is spierdegeneratie aangetoond in de tong en de penspijlers; dit heeft mogelijk invloed op het slikken en de pensmotiliteit. Secundaire bacteriële infecties van de ulceraties in mondholte en voormagen leiden tot een sterk verhoogd risico op sepsis. Meerdere dieren vertoonden uitgebreide acute tubulaire degeneratie en vaatschade in de nieren. Nader microscopisch onderzoek van de klauwen volgt nog om eventuele vaatschade in de klauwlamellen aan te tonen.
Voorlopige conclusie
Bovenstaande geeft aan dat er bij schapen die zijn geïnfecteerd met BTV-3 sprake is van uitgebreide systemische vaatschade met vochtuittreding, bloedingen en ischemische degeneratie (versterf door verminderde bloedvoorziening met als gevolg zuurstof- en voedingsstoffentekort) en necrose. Vooral mondholte, voormagen, longen en nieren zijn ernstig aangetast, met aanwijzingen voor een duidelijk verhoogd risico op secundaire sepsis. Vanuit het veld worden ook bloedingen gemeld aan de oren en andere plekken, dit is suggestief voor een verhoogde bloedingsneiging (haemorrhagische diathese). Dit is mogelijk in het kader van een verbruikscoagulopathie door de uitgebreide systemische vaatschade. Met deze inzichten zullen we op zeer korte termijn in samenwerking met farmacologen, pathologen en clinici zoeken naar mogelijke behandelingsopties voor deze schapen.
Zieke dieren kunnen alleen symptomatisch worden behandeld, waarbij op dit moment vooral NSAIDs worden toegepast ten behoeve van pijnbestrijding, al dan niet in combinatie met een eenmalige toediening van corticosteroïden en antibioticumtherapie ter preventie van secundaire infecties. Op basis van de pathologische waarnemingen kunnen we ons daarbij een aantal vragen stellen, die we op zeer korte termijn per farmacotherapeutische groep uiteen zullen zetten.
Over de diergezondheidsmonitoringDe monitoring speelde een belangrijke rol bij het vroegtijdig signaleren van het blauwtongvirus. Royal GD houdt zich al sinds 2002 intensief bezig met de monitoring van de diergezondheid in Nederland. Hiervoor werkt GD nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van LNV, dierenartsen en veehouders. De monitoring is opgezet om overheid en bedrijfsleven te voorzien van informatie over diergezondheid, -welzijn en voedselveiligheid. Zij hebben dat nodig om tijdig te kunnen ingrijpen bij eventuele problemen en, waar nodig, het beleid bij te stellen. De doelstellingen van de monitoring zijn drieledig:
De hiervoor benodigde informatie verwerft GD actief, bijvoorbeeld in het kader van diergezondheidsprogramma’s zoals voor zwoegerziekte en scrapie, of in het kader van de monitoring op Brucella melitensis of blauwtong. In andere gevallen komen specialisten van GD in actie nadat veehouders of hun dierenartsen GD benaderen met een probleem. Daarnaast levert pathologisch onderzoek op dieren een belangrijke bijdrage. De Begeleidingscommissie Monitoring Diergezondheid Kleine Herkauwers bestaat uit: Heleen Prinsen (LTO, Gezonde Dieren), Niels van Middelkoop (LTO, vakgroep Melkgeitenhouderij), Wil Jansen (Platform Kleinschalige Schapen- en Geitenhouders), Fokko Aldershoff (ministerie van LNV), Marcel Spierenburg (NVWA), Kees Oomen (onafhankelijk voorzitter), Eveline Dijkstra en René van den Brom (beiden GD). |
Webinar blauwtong voor veehouders
11 oktober 2023
Sinds het blauwtongvirus begin september is vastgesteld op enkele schapenbedrijven, verspreidt het virus zich in rap tempo door Nederland. Het aantal besmettingen groeit, en naar verwachting zal dit de komende tijd verder toenemen. Dit leidt tot grote zorgen bij veehouders. Om veehouders te informeren over de huidige stand van zaken organiseerden wij samen met LTO een webinar.
Bekijk hiernaast het webinar terug.
Tekst: Eveline Dijkstra, Inge Santman-Berends, Menno Holzhauer en René van den Brom. Foto’s: René van den Brom en Piet Vellema.
Blauwtong is een virusziekte die door knutten (Culicoides soorten) wordt overgebracht. Besmetting van dier op dier is ook mogelijk door gebruik van niet schone naalden. Zieke dieren kunnen elkaar niet direct besmetten. De ziekte is niet overdraagbaar naar de mens.
In principe zijn herkauwers, zowel wilde als gedomesticeerde, gevoelig voor een besmetting van blauwtong. Dit zijn onder andere runderen, geiten, schapen, buffels en herten. Blauwtong is geen zoönose, dus mensen kunnen niet besmet raken.
Er geldt een meldplicht voor blauwtong. Meld het bij uw dierenarts als u vermoedt dat uw dieren mogelijk blauwtong hebben.
Sinds 21-9-2023 is er een tijdelijke wijziging meldingsprocedure blauwtong.
Dierhouders en dierenartsen hoeven bij een verdenking van blauwtong géén dierziektemelding meer te doen bij de NVWA. Bij een vermoeden van een besmetting maakt uw eigen dierenarts gebruik van de EW-diagnostiek (uitsluitingsdiagnostiek). Hierbij neemt uw dierenarts bloed af bij de dieren en stuurt deze monsters naar Wageningen Bioveterinary Research (WBVR). De dierenarts maakt hierbij gebruik van een monsterformulier. Het nemen van de monsters heeft geen consequenties voor uw bedrijf. Het bedrijf gaat niet op slot én er worden geen laboratoriumkosten in rekening gebracht.
Let op: verdenkingen van blauwtong bij commercieel gehouden geiten, alpaca's, lama's en dierentuindieren moeten wél gemeld worden bij de NVWA. Neem hiervoor contact op met het Landelijk meldpunt dierziekten: tel: 045 546 31 88.
Van het blauwtongvirus zijn meer dan 27 serotypen bekend, maar niet alle serotypen uiten zich klinisch op dezelfde manier. Serotypen 1-24 zijn het meest virulent en meldingsplichtig. Het serotype van het blauwtongvirus dat verantwoordelijk is voor de huidige uitbraak in Nederland, is serotype 3. Voor dit serotype is voor zover bekend nog geen vaccin ontwikkeld.
Een aantal dagen na besmetting krijgt een schaap gedurende enkele dagen tot een week hoge koorts. De lengte en de hoogte van de koortspiek kan per diersoort verschillen. Daarnaast kunnen besmette dieren beschadigingen van het slijmvlies in de bek vertonen, kreupel gaan lopen, en algeheel tekenen van ziek zijn vertonen zoals slecht eten, sloom zijn, veel speekselen en kunnen ze verkoeling zoeken door met de bek in de waterbak te gaan staan. Het virus blijft na infectie een aantal weken in het dier aanwezig; dit wordt de periode van viraemie genoemd. Vanaf een aantal dagen na infectie begint een besmet dier antistoffen aan te maken. Deze antistoffen blijven enkele jaren aanwezig.
De klinische verschijnselen zijn in de regel het duidelijkst bij schapen maar ook bij runderen en geiten kunnen verschijnselen worden waargenomen.
Na een besmetting met blauwtong is een dier beschermd tegen herbesmetting met hetzelfde serotype. Hoe lang de bescherming aanhoudt is niet precies bekend maar duurt waarschijnlijk enkele jaren. Na infectie blijven antistoffen meerdere jaren aantoonbaar.
Deze vraag kun je niet met ja of nee beantwoorden. Dieren die een blauwtong infectie doormaken reageren daar heel verschillend op: sommige dieren blijken te zijn besmet zonder dat ze ziekteverschijnselen hebben vertoond, andere dieren kunnen acuut erg ziek zijn en hoge koorts hebben die dagenlang aanhoudt.
De koortspiek tijdens de viraemie (de periode dat het virus in het dier circuleert) zorgt er voor dat rammen gedurende een periode van zes tot acht weken onvruchtbaar of verminderd vruchtbaar zijn. Daarna verbetert de spermakwaliteit in de regel weer.
Daarnaast speelt nog een ander fenomeen. Tijdens de viraemie, die in de regel een aantal weken duurt, kunnen rammen het blauwtong virus ook uitscheiden in het sperma: dit gebeurt niet bij alle rammen en ook niet continu. Bij sperma-onderzoek van rammen tijdens deze periode wordt een afname in concentratie en beweeglijkheid van spermacellen gezien en een toename van abnormale en dode spermacellen. In een van de studies waarin dit is onderzocht bleven deze afwijkingen tien weken bestaan.
Wat betekent dit voor de schapenhouder? Ons advies is om een ram die duidelijk ziek is geweest en dus hoge koorts heeft gehad de eerste acht weken daarna niet in te zetten als dekram. Wilt u zekerheid hebben over de vruchtbaarheid van uw ram, dan kunt spermaonderzoek laten verrichten.
Zowel bij het schaap als bij het rund zijn vruchtbaarheidsproblemen beschreven na infectie met het blauwtong virus. Daarbij gaat het om vroeg-embryonale sterfte, abortus en afwijkende vruchten. Het virus is aangetroffen in sperma van besmette stieren en rammen en kan worden overgedragen op vatbare koeien en ooien, maar dit is geen belangrijk overdrachtsmechanisme. Het virus kan ook via de placenta op de foetus worden overgedragen.
Vanuit onderzoek dat is uitgevoerd tijdens de vorige blauwtong uitbraak waarbij het serotype 8 betrof, zagen we dat besmette runderen minder makkelijk drachtig werden in vergelijking met runderen die niet besmet raakten.
In principe zijn knutten onder normale praktijkomstandigheden niet te weren. Gedurende de eerste epidemie zagen we dat de verspreiding van blauwtong langzamer ging op bedrijven die hun dieren op stal hielden. Met name opstallen rondom de schemering blijkt effectief. Het opstallen kan het besmet raken met blauwtong echter niet vóórkomen. Het gebruik van insecticiden wordt niet als beschermend beschouwd in de preventie van blauwtong.
Herkauwers kunnen elkaar niet direct besmetten. Blauwtong wordt gezien als een niet-infectieuze ziekte.
Een natuurlijke infectie van blauwtong biedt een goede bescherming tegen een volgende infectie met hetzelfde virustype. Met bloed- of melkonderzoek kan worden vastgesteld of dieren reeds een infectie hebben doorgemaakt. Gegeven dat we reeds meer dan 11 jaar vrij zijn geweest en er in de afgelopen jaren nog nauwelijks gevaccineerd wordt, zal de bescherming van de Nederlandse veestapel op dit moment nog maar heel laag zijn. Dit betekent dat de meeste runderen en kleine herkauwers gevoelig zullen zijn voor infectie.
Blauwtong is een meldingsplichtige aandoening. Iedere verdenking dient direct bij de eigen dierenarts te worden gemeld. Er bestaat geen behandeling tegen blauwtong. De behandeling van zieke dieren moet gericht zijn op pijnstilling en ontstekingsremming en het voorkomen van bijkomende bacteriële infecties. Extra verzorging is belangrijk en vergroot de kans op herstel. Dit betekent concreet:
- Bij ernstige acute ontstekingen en oedeem kan een behandeling met corticosteroïden (dexamethason) zinvol zijn. Echter slechts één maal toedienen en niet binnen 7 dagen herhalen! Bovendien niet toedienen aan drachtige dieren;
- NSAID’s (ontstekingsremmende middelen, bijvoorbeeld flunixinemeglumine) voor pijnstilling en afremming van ontstekingsreacties;
- Antibiotica om bijkomende bacteriële infecties te behandelen;
- Stress vermijden en aanwezige andere ziekten adequaat behandelen (denk bij schapen bijvoorbeeld aan adequate bestrijding van maagdarmwormen);
- Aangetast koppel opstallen om contact met knutten te verminderen.
- Bij slecht drinken uitdroging voorkomen: vocht toedienen eventueel via drenchen of infuus;
- Zieke dieren smakelijk makkelijk verteerbaar (geweekt) voedsel geven en regelmatig schoon drinkwater;
- Een goede zachte ligplaats, beschutting, schaduw en onderdak bieden.
Niet elk dier dat wordt besmet vertoont klinische verschijnselen. Dieren die ziek worden blijven dat een aantal dagen tot een aantal weken. Een deel van de besmette dieren overleeft een besmetting niet.
In de regel kun je stoppen met behandelen zodra de ergste verschijnselen over zijn. Een herstellend dier hoeft overigens niet volledig te herstellen. Aan de andere kant kunnen ernstig zieke dieren soms restloos genezen en dieren die bijna niet ziek zijn geweest kunnen toch nog plotseling dood gaan.
Voor alle ziekten geldt dat niet elk dier even ziek wordt. Daarbij speelt onder andere de algemene weerstand van het dier een belangrijke rol.
In de literatuur staat vermeld dat er tussen verschillende rassen verschil in gevoeligheid bestaat. Of dit voor de in Nederland voorkomende rassen ook het geval is is niet bekend.
Het is niet bekend waarom het ene dier zieker wordt dan het andere. Ook is niet bekend waarom verschillen tussen bedrijven bestaan. Bij alle ziekten geldt dat een verminderde weerstand een rol speelt bij de ernst van de klinische verschijnselen en sterfte. Onderliggende problemen zoals maagdarmwormproblemen hebben invloed op de algemene weerstand en kunnen ziekteverschijnselen verergeren.
Je kunt een besmetting met blauwtong alleen door bloed- of melkonderzoek of sectie met vervolgonderzoek met zekerheid aantonen.
Bij de uitbraak van blauwtong in 2006 is aanvankelijk geadviseerd, mede op basis van EU-aanbevelingen, om insectenwerende middelen of insecticiden toe te passen als preventieve maatregel. Daarvan is bij de evaluatie geconstateerd dat dat geen effect heeft. Je voorkomt niet dat een knut een dier infecteert; daarvoor werkt het middel niet snel genoeg. Daarom is het advies om geen insectenwerende middelen of insecticiden ter preventie toe te passen. De enige zinvolle toepassing voor deze middelen is bij dieren op transport. Door deze dieren en eventueel het middel van vervoer te behandelen, neemt de kans dat je met het vervoer ook besmette knutten vervoert duidelijk af en reduceer je de kans dat door vervoer elders makkelijker een nieuwe haard van bluetongue ontstaat.
Vaccinatie is zinvol op het moment dat bekend is om welk serotype het gaat. Uit de vorige uitbraak is gebleken dat opgestalde dieren een kleinere kans hadden op een infectie. Goede ventilatie op stal zorgt voor ongunstigere omstandigheden voor knutten in de stal.
Bescherming na vaccinatie is serotype-specifiek. Er bestaan verschillende vaccins met daarin verschillende BTV-serotypen.
Het serotype van het blauwtongvirus dat verantwoordelijk is voor de huidige uitbraak in Nederland, is serotype 3. Voor dit serotype is voor zover bekend nog geen vaccin ontwikkeld.
Hoe lang na de besmetting je een ooi kunt laten dekken is mede afhankelijk van de wijze waarop de ooi door het ziekteproces heen komt. Dieren die te mager of kreupel zijn of stramheid door spiernecrose vertonen zouden pas bij de ram moeten worden gelaten zodra zij weer in conditie zijn en geen restverschijnselen meer vertonen.
Een ram die BT heeft gehad is in de regel gedurende langere tijd onvruchtbaar (6-8 weken en soms nog langer) en zou zodoende dit dekseizoen niet ingezet moeten worden tenzij uit spermaonderzoek is gebleken dat de kwaliteit van het sperma goed is.
Blauwtong kan leiden tot aangeboren afwijkingen bij de vrucht wanneer het moederdier de infectie tijdens een bepaalde periode van de dracht doormaakt. De mate waarin aangeboren afwijkingen kunnen voorkomen na een infectie met BTV-3 is niet bekend.
Wanneer drachtige schapen ziek worden kan in algemene zin worden gesteld dat ziekte kan leiden tot abortus. Voor runderen is beschreven dat een infectie met het BTV tijdens de dracht onder bepaalde omstandigheden kan leiden tot aangeboren afwijkingen bij de vrucht. Of dit verschijnsel ook bij schapen optreedt is op dit moment niet te zeggen, maar het is niet een groot risico gebleken tijdens de uitbraak met BTV-8 (2006-2008).
De lammeren en kalveren uit besmette en gevaccineerde moederdieren krijgen via de biest antistoffen mee. Daardoor zijn ze waarschijnlijk enkele maanden goed beschermd. Voorwaarde is natuurlijk wel dat ze tijdig voldoende biest van goede kwaliteit hebben gehad. Het is wel mogelijk dat het kalf of het lam al gedurende de dracht besmet raakt wanneer de moeder besmet wordt met blauwtong. Het virus kan via de placenta op de foetus worden overgedragen. Dit fenomeen heet verticale transmissie. Deze dieren kunnen daarmee een rol spelen in verdere verspreiding van het virus omdat zij, als ze geboren zijn, knutten kunnen besmetten. Deze kalveren kunnen zelf klinisch gezond zijn en het virus verdwijnt vanzelf. Bij lammeren of kalveren die vroeg tijdens de dracht worden geïnfecteerd kan abortus optreden, ze worden doodgeboren of vertonen aangeboren afwijkingen.
Een besmetting met blauwtong zoals nu in Nederland is vastgesteld heeft consequenties voor de export. Indien u van plan bent om runderen, schapen of geiten te exporteren let dan goed op de geldende voorwaarden en procedures bij de export van dieren op de website van de NVWA (www.nvwa.nl).
Met betrekking tot deze vraag verwijzen wij u naar de actuele regelgeving die van toepassing is. De geldende voorwaarden en procedures zijn te vinden op de website van de NVWA (www.nvwa.nl).
Het beperken van diertransport vanuit besmet gebied draagt bij aan het minder snel verspreiden van de infectie.
Het blauwtongvirus wordt hoofdzakelijk via knutten overgedragen. Echter, overdracht via gecontamineerde naalden, sperma en bloed in de biest is ook beschreven. Het is van belang om voor elk dier een schone naald te gebruiken. Het toepassen van bedrijfshygiëne door alle bezoekers van bedrijven is een algemeen advies om het risico op overdracht van dierziekten via indirecte contacten te beperken/voorkomen.
Oedeem van de kop |
Een schaap dat zijn bek koelt in de waterbak |
Speekselen |
Laesies van het mondslijmvlies |
Blauwverkleuring van de tong |
Aantasting van de neusspiegel bij het rund
Aantasting van de speenhuid bij het rund
Verhoogde doorbloeding en oedeem van de slijmvliezen van het oog bij een rund