6-2-2014:
Bij de GD-Veekijker komen af en toe vragen binnen over boterzuursporen. Wat zijn de belangrijkste maatregelen om boterzuursporen in tankmelk te voorkomen en waarom controleren zuivelondernemingen de melk op boterzuursporen?
Boterzuursporen worden geproduceerd door de bacterie Clostridium tyrobutyricum die voorkomt in de grond. De hoeveelheid grond in en de conservering van uw gras- en maïskuilen is bepalend voor het aantal boterzuursporen in het voer voor de koeien. De sporen passeren onaangetast het maagdarmkanaal van het rund en worden met de mest weer uitgescheiden. Grond, ruwvoer en mest vormen daarmee de risicobronnen voor boterzuursporen.
Om te voorkomen dat boterzuursporen in de melk terechtkomen, is het van belang om weinig grond in te kuilen, goed geconserveerde kuilen te voeren, voerresten af te voeren, te zorgen voor schone ligboxen & uiers en hygiënisch te melken. Preventie van boterzuursporen in tankmelk vraagt dus door het hele jaar heen voorzorgsmaatregelen.
Zuivelondernemingen controleren tankmelk op boterzuursporen omdat de sporen de veroorzakers zijn van een probleem bij de kaasbereiding dat “knijper” of “laat los” genoemd wordt. Zo’n kaas heeft een afwijkende smaak en geur, waardoor deze onverkoopbaar wordt. Gezien dit belang heeft de zuivelsector voor veehouders een tool ontwikkeld, “de boterzuurtest”. Deze test berekent aan de hand van een aantal vragen het risico op een hoge concentratie boterzuursporen in de melk en geeft op eenvoudige wijze meer inzicht in de factoren die de besmetting van melk met de sporen beïnvloeden (risicoanalyse).
Uitgebreide informatie is te vinden in de brochure ‘Sporen van boterzuurbacteriën;plaaggeest van kuil tot kaas’.