Schildkliertumoren

Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer

Schildkliertumoren

Schildkliertumoren vormen 1 tot 4 procent van alle tumoren die bij de hond voorkomen. Er wordt ingeschat dat ongeveer 30 tot 50 procent van alle schildkliertumoren adenomen zijn, maar daar deze meestal klein zijn, niet invasief groeien en geen klinische klachten geven, zijn bijna alle schildkliertumoren, die worden aangeboden omdat er klinische klachten bestaan, maligne. Medullaire schildkliertumoren oftewel parafolliculaire of C-cell carcinomen komen zelden voor. De meeste schildkliertumoren gaan namelijk uit van folliculaire cellen. Schildkliertumoren worden vooral gezien bij oudere honden met een mediane leeftijd van negen tot elf jaar. Voor Golden Retrievers, Boxers, Siberische Huskies en Hollandse Herders wordt een raspredispositie aangegeven.

Direct naar:


Bron

: Diergeneeskundig Memorandum Oncologie Gezelschapsdieren 2014


Auteur

: Arno Roos (M Sc. Clinical Oncology) met medewerking van Jurgen Tan


Symptomen van Schildkliertumoren

​De meeste schildkliercarcinomen zijn niet functioneel. Ongeveer 60 procent van de honden met schildkliertumoren zijn euthyroid, 30 procent hypothyroid en slechts 10 procent vertoont verschijnselen van hyperthyroidie. Meestal is de klacht van de eigenaar dan ook het voelen van een massa in de keelstreek. De linker en rechter schildklierlob zijn even vaak aangedaan en in 60 procent van de gevallen is er sprake van een beiderzijdse tumor. Ectopisch schildklierweefsel kan in zeldzame gevallen ook ontaarden en een tumor vormen, gelocaliseerd ergens tussen de tongbasis en hartebasis, en door zijn omvang symptomen veroorzaken. 

Soms kunnen klachten als hoesten, dyspneu, problemen met eten/slikken, larynxparalyse, het optreden van het Horner syndroom of oedeem van de kop optreden. In een zeldzaam geval kan er acuut een ernstige subcutane bloeding optreden als gevolg van invasie in de cervicale vaten.

Terug naar het begin van dit artikel

Diagnose van Schildkliertumoren

​Het lichamelijk onderzoek geeft de verdenking op de aanwezigheid van een schildkliertumor. Door de sterke doorbloeding van deze tumoren treedt vaak bloedvermenging op bij het nemen van naaldbiopten voor cytologie. Om de kans hierop te verkleinen verdient het aanbeveling om de naaldbiopten met een losse naald te nemen zonder aanzuigen. Deze sterke doorbloeding zorgt er tevens voor dat het nemen van grotere biopten met bijvoorbeeld een tru-cut naald afgeraden moet worden in verband met de grote kans op ernstige bloedingen. Indien cytologie geen definitieve diagnose geeft, zal men verder moeten handelen op grond van de klinische diagnose.

Om deze klinische diagnose te ondersteunen kan echografisch onderzoek van het halsgebied worden uitgevoerd, waarbij dan kan worden vastgesteld dat de massa uitgaat van de schildklier. Tevens kunnen op deze manier de regionale lymfeklieren beoordeeld worden en bij twijfel over betrokkenheid onder echobegeleiding worden aangeprikt. Het gebruik van een CT-scan kan helpen om de diagnose te onderbouwen en tevens geeft dit inzicht in de relatie van de tumor met zijn omgeving. Dit laatste is zeer behulpzaam bij het plannen van een operatie. 

schildkliertumoren
Tabel: WHO stageringsysteem voor canine schildkliercarcinomen

Voor het verdere stageren van schildkliertumoren wordt naast het aanprikken van de regionale lymfeklieren ook een algemeen bloedonderzoek en het maken van thoraxfoto’s (drie richtingen) aanbevolen. 30 tot 40 procent van de honden heeft op het moment van de diagnose al zichtbare (long)metastasen en uiteindelijk zal meer dan 80 procent van de honden aan de gevolgen van mestastasering overlijden. Honden met schildkliercarcinomen worden gestageerd volgens het WHO schema zoals dat in de tabel is weergegeven.

Terug naar het begin van dit artikel

Behandeling van Schildkliertumoren

De behandeling van schildkliercarcinomen bij de hond wordt vooral bepaald door de grootte van de tumor, de mate van ingroei in de omgeving en de aan- of afwezigheid van aantoonbare metastasen. Daarnaast moet natuurlijk rekening gehouden worden met de eventuele aanwezigheid van hyperthyreoidie, welke dan ook behandeld moet worden.
Chirurgie geeft de beste resultaten en de minste morbiliteit, mits de tumor goed afgerond is, vrij beweegbaar en er geen uitgebreide invasie in de omliggende lagen aanwezig is. Als de tumor niet vrij beweegbaar in alle richtingen is en er uitgebreide invadering in de omgeving aanwezig is, wordt chirurgie niet geadviseerd. Door de uitgebreide vasculatuur van schildkliertumoren zijn bloedingen een mogelijke complicatie tijdens operatie. Naar mijn mening moet men niet aan deze operatie beginnen als men geen mogelijkheid tot electrocautherisatie heeft of onvoldoende ervaring met opereren in dit gebied. Mogelijke complicaties na chirurgie bestaan uit het optreden van hypocalcemie als alle bijschildklieren verwijderd zijn, hypothyreoidie en schade aan de nervus recurrens.
Als de tumor niet voor chirurgie in aanmerking komt, kan de hond in aanmerking komen voor radiotherapie of kan behandeling met radioactief jodium (I131) overwogen worden. Chemotherapie kan worden ingezet als behandeling bij grote inoperabele tumoren of bij de aanwezigheid van macroscopische metastasen ten tijde van de diagnose. Daarnaast kan chemotherapie ook als adjuvant therapie worden ingezet na chirurgische verwijdering. Daar de activatie van receptor tyrosine kinases een rol spelen in het ontstaan van schildkliercarcinomen, zouden tyrosine kinase inhibitoren een rol kunnen hebben in de behandeling van deze tumoren, maar op dit moment zijn de beschikbare gegevens nog te beperkt om daar hier een advies over te geven.

Prognose

Schildkliercarcinomen zijn van nature langzaam groeiende tumoren en hoewel de tumoren vaak metastaseren, ontwikkelen ook de metastasen zich langzaam. Dit maakt schildkliercarcinomen zeer dankbare tumoren om te behandelen. De mediane overlevingstijd na chirurgische verwijdering van een goed afgegrensd losliggend schildkliercarcinoom is drie jaar, maar als de tumor wat meer invasief is wordt dat al zes tot twaalf maanden. Als niet-verwijderbare schildkliercarcinomen bestraald worden met een curatief protocol is de 1-jaarsoverleving 80 procent. Als radiotherapie wordt ingezet als adjuvant therapie na incomplete verwijdering van een schildkliercarcinoom is de mediane overleving nog steeds twee jaar. De resultaten van I131 therapie zijn vergelijkbaar met de resultaten van radiotherapie.

osteosarcoom

Terug naar het begin van dit artikel

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.

GD maakt gebruik van cookies om onze website te analyseren en de functionaliteit te verbeteren. Meer info vind je in ons cookiebeleid.