Lopen uw (zoog)koeien en -kalveren buiten, dan krijgen ze vroeg of laat in het seizoen te maken met maagdarmwormen. Een besmetting is niet altijd direct te zien, maar kan wel problemen als groeivertraging geven. Een goede weerstandsopbouw tegen longworm en maagdarmworm in het eerste weideseizoen is bepalend voor wormschade in het latere leven.

Toch valt het bij vleesvee vaak mee met de besmettingsdruk, zeker als de kalveren bij de koe lopen en er niet teveel dieren op één perceel lopen. Ontworming is bij vleesvee dus vaak niet nodig.

Goede onderbouwing

Inzicht in de wormsituatie bij uw dieren met eerste weidegang helpt u bij de keuze om wel of niet te behandelen. Een belangrijke keuze, want een zinvolle behandeling draagt bij aan de diergezondheid, maar onnodig behandelen kost niet alleen geld, het werkt ook resistentie tegen wormmiddelen in de hand. Bovendien kan een te vroeg toegepaste behandeling de weerstandsopbouw remmen. Niet behandelen als er wel behandeld had moeten worden, kost juist groei. Een goede onderbouwing is dus van groot belang.

Controleren via mestonderzoek
U kunt controleren of dieren met eerste weidegang een maagdarmworminfectie hebben opgedaan en of ontwormen nodig is. Dat kan met mestonderzoek. U kunt kiezen uit gepoold mestonderzoek (GD mengt dan verse mestmonsters van twee tot vijf dieren) of individueel mestonderzoek op maagdarmwormeieren. Het aantal eieren per gram mest (epg) is bij kalveren (vier tot tien weken na inscharen) een maat voor het aantal aanwezige maagdarmwormen. Voor longwormen geldt dat mestonderzoek alleen zinvol is bij klachten, zoals hoesten. Neem bij hoestklachten ook meteen contact op met uw dierenarts.