Bij GD is het mogelijk bloedmonsters van schapen en geiten laten onderzoeken op vitamine D, om meer inzicht te krijgen in de vitamine D-voorziening van de koppel. Het advies is om minimaal drie tot vijf dieren te bemonsteren voor een goede indicatie van de vitamine D-voorziening. 

Vitamine D is belangrijk voor de botstofwisseling en de regulatie van de calcium- en fosfaathuishouding van het lichaam. Vitamine D wordt in de huid gemaakt onder invloed van ultraviolet (UV) licht maar kan ook via het rantsoen worden opgenomen. Dieren die binnen worden gehouden, zijn voor hun vitamine D-voorziening afhankelijk van aanvulling via het rantsoen. Voor jonge dieren is vitamine D belangrijk voor de ontwikkeling van de groeischijven en een goede botvorming. 

De vitamine D-concentratie in het bloed van de dieren kan door de seizoenen heen veranderen. Tijdens de winter kan de vitamine D-concentratie lager zijn dan gedurende de zomer. Dit komt door minder sterk UV-licht. Dieren met veel wol of een donker gepigmenteerde huid hebben vaak lagere vitamine D-concentraties in het bloed dan dieren zonder wol of een lichte huid, omdat zij minder vitamine D in de huid aanmaken.

Bij de bepaling van vitamine D wordt het zogenaamde 25-hydroxyvitamine D bepaald. De concentratie van deze vorm van de vitamine in het bloed geeft een goede indicatie van de vitamine D-voorziening van de dieren.