Leverbot

Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer

Leverbot

Leverbot, Fasciola hepaticia, is een parasiet die niet alleen voorkomt bij herkauwers zoals runderen, schapen en geiten maar ook bij paarden, hazen, reeën en soms bij de mens. Daarnaast komt soms de kleine leverbot Dicrocoelium dendriticum, voor. Fasciola hepatica leeft als volwassen parasiet van enkele centimeters in de galgangen van de lever en produceert veel eieren die via de gal met de mest worden uitgescheiden. Voor de verdere ontwikkeling is de leverbotslak Galba truncatula nodig als tussengastheer. Zonder gastheer komt leverbotziekte niet voor. 

Direct naar:


De leverbotcyclus

Leverbot komt alleen voor in gebieden waar ook de leverbotslak Galba truncatula, voorkomt. In de video hiernaast krijgt u uitleg over de leverbotcyclus.

Leverbotcyclus


leverbotcyclus

 

1: ei-uitscheiding door geïnfecteerde gastheer

De gastheer die met leverbot (Fasciola hepatica) is geïnfecteerd scheidt via de mest leverboteieren uit op het land. De overlevingsduur van leverboteieren in mest varieert en is maximaal ongeveer zes maanden. Leverboteieren kunnen in uitzonderingssituaties een winter overleven en in het voorjaar de ontwikkeling voortzetten.

2: ontwikkeling ei tot vrijkomen trilhaarlarve

Uit een leverbotei ontwikkelt zich onder vochtige omstandigheden en afhankelijk van de temperatuur, na weken tot maanden een trilhaarlarve (miracidium).

3: trilhaarlarve dringt leverbotslak binnen

De trilhaarlarve beweegt zich onder vochtige omstandigheden in de omgeving en als daar leverbotslakken (Galba truncatula) voorkomen dringt deze trilhaarlarve de slak binnen. Dit moet binnen 24 uur gebeuren, anders sterft de trilhaarlarve.

4: infectie en ontwikkeling in leverbotslak

Doordat de ontwikkeling van leverbotei tot trilhaarlarve alleen plaatsvindt bij een temperatuur van 10ºC en hoger, vindt onder Nederlandse omstandigheden infectie van leverbotslakken alleen plaats in perioden met temperaturen hoger dan 10°C. Deze periode loopt normaal gesproken van eind april tot november. Door de mildere temperaturen van de laatste jaren wordt deze periode soms langer, van begin april tot soms zelfs begin december. Mogelijk is de temperatuur in greppels in de luwte hoger dan op de anderhalve meter hoogte waar het KNMI meet. Om die reden kan de ontwikkeling soms iets eerder beginnen en langer doorgaan dan verwacht op basis van KNMI temperaturen. Dit blijkt uit onderzoek van de Werkgroep Leverbotprognose.

In de slak ontwikkelt de parasiet zich afhankelijk van de temperatuur binnen twee tot drie maanden van miracidium, via sporocysten en rediën tot meer dan 200 staartlarven (cercariën).

5: vrijkomen van staartlarven uit de slak en inkapselen tot  besmettelijke cyste

Onder vochtige omstandigheden verlaten de staartlarven de slak; dit heet officieel shedding. De ontwikkeling buiten de gastheer, van ei tot besmettelijke cyste, duurt ongeveer drie maanden; daarbinnen duurt het onder optimale omstandigheden ongeveer zes weken voor staartlarven de besmette slak verlaten. De staartlarven kunnen zich onder vochtige omstandigheden bewegen en bij contact met een grasspriet zetten ze zich daar op af, verliezen hun staart en kapselen zich in tot besmettelijke cysten (metacercariën).

Verspreiding van de staartlarven uit de leverbotslakken gebeurt onder Nederlandse omstandigheden voornamelijk in de nazomer en herfst.

6: Opname van besmettelijke cyste door gastheer en ontwikkeling in de gastheer

De gastheer neemt besmettelijke cysten op met het gras. In de pens verliest de cyste zijn kapsel en binnen enkele uren na opname zijn in de dunne darm leverbotlarven aanwezig. Deze leverbotlarven boren zich door de darmwand en na vier tot zes dagen doorboren ze het leverkapsel. Ze zijn dan 1-2 mm lang. Vervolgens migreren ze in vijf á zes weken door de lever. Zeven weken na infectie komen de jonge botten in de galgangen aan en worden daar volwassen; ze zijn dan 2,5-3,5 cm lang en 1 cm breed. In totaal duurt het ongeveer 10-12 weken voordat de parasiet zich heeft ontwikkeld tot het volwassen stadium en eieren gaat produceren die via de gal met de mest worden uitgescheiden.

In een rund loopt de levensduur van een leverbot normaalgesproken uiteen van zes maanden tot twee jaar, maar bij uitzondering kunnen leverbotten tot acht jaar na infectie in de galgangen verblijven. Bij onbehandelde schapen overleven leverbotten in de regel langer dan bij runderen, soms zelfs langer dan elf jaar. 

Leverbotslak

De leverbotslak Galba truncatula is noodzakelijk om de leverbotcyclus rond te zetten. Deze tussengastheer leeft op plaatsen waar de bodem het grootste deel van het jaar vochtig is, zoals in greppels, slenken, vertrapte slootkanten en kwelplaatsen achter dijken. De leverbotslak heeft nauwelijks last van strenge winters, maar is wel gevoelig voor droogte.

Binnen de leverbotcyclus van ei tot volwassen leverbot treedt infectie van leverbotslakken op met trilhaarlarven die zich binnen de slak ontwikkelen tot cercariën en daarna buiten de slak tot besmettelijke cysten. Leverboteieren die vóór mei op het weiland terecht komen, kunnen zich vanaf augustus hebben ontwikkeld tot besmettelijke cysten.

Besmetting van de eindgastheer met besmettelijke cysten vindt vooral plaats in de periode vanaf augustus tot november. Deze besmettelijke cysten kunnen bij lage temperaturen en voldoende vocht overleven en dus ook in de wintermaanden bij weidende dieren infecties veroorzaken.

Verschijnselen acute versus chronische leverbotbesmetting

Leverbotinfecties kunnen zich als acute of chronische infecties presenteren. Bij acute leverbotinfecties treedt sterfte op door verbloeding als gevolg van perforatie van het leverkapsel en massale migratie door de lever door duizenden jonge leverbotjes. Vooral schapen en geiten zijn gevoelig voor massale infecties. Ze sterven soms zonder voorafgaande verschijnselen vijf tot zeven weken na infectie.
Chronische leverbot komt vooral voor bij het rund maar ook bij andere diersoorten zoals schapen, geiten en paarden. Bij runderen zijn de klinische verschijnselen vaak aspecifiek en bestaan uit verlaagde melkproductie, slechte groei van vooral jongvee, verminderde weerstand, verminderde vruchtbaarheid en te vroeg afkalven. De volwassen leverbotten zitten in de galgangen en geven daar irritatie door op de buitenzijde aanwezige stekels, dit kan onder andere leiden tot verkalking van galgangen. Dit geeft als gevolg groeistilstand, gewichtsverlies en bloedarmoede. Tussen de kaaktakken kan oedeem voorkomen. De vacht is dor en in de buikholte kan veel vocht voorkomen. 

Verschijnselen runderen

Bij rundvee uit een infectie met leverbot zich in de regel als een chronische infectie zonder duidelijke ziekteverschijnselen. Toch kan een infectie ook bij het rund tot aanzienlijke schade leiden door:

  • een verlaagde melkproductie; 
  • problemen met de vruchtbaarheid; 
  • een tegenvallende groei bij het jongvee en vlees vee; 
  • verminderde weerstand en daarmee verhoogde gevoeligheid voor andere infecties; zo hebben runderen met een leverbotbesmetting meer problemen bij een infectie met salmonella.

Verschijnselen schapen en geiten

Vooral schapen maar ook geiten zijn erg gevoelig voor acute leverbotinfecties. In jaren met een hoge infectiedruk kunnen schapen en geiten vijf tot zeven weken na een massale besmetting plotseling sterven, zonder voorafgaande uiterlijke verschijnselen. Bij deze zogenaamde acute leverbot treedt sterfte op door verbloeding als gevolg van de trektocht van grote aantallen jonge leverbotjes door de lever.
De meest voorkomende vorm van leverbot is de chronische leverbot. Hierbij vertonen schapen en geiten vooral algemene ziekteverschijnselen zoals verminderde groei, vermagering en een grauw en dor haarkleed. Daarnaast kunnen bloedarmoede en soms oedeem tussen de kaaktakken voorkomen. Bij ernstige infecties kunnen verwerpen en vroeggeboorte plaatsvinden. Zonder behandeling kunnen dan veel dieren sterven.

Verschijnselen paarden

Paarden zijn minder gevoelig voor leverbot dan bijvoorbeeld schapen, maar ook zij kunnen geïnfecteerd raken. Met name in gebieden waar leverbot veel voorkomt bij herkauwers, en waar paarden weiden op dezelfde percelen als herkauwers lopen paarden risico. Onder die omstandigheden kunnen paarden tijdens het grazen besmettelijke cysten of metacercariën binnen krijgen.
Leverbotbesmettingen bij paarden verlopen vaak aspecifiek. In de meeste gevallen zijn slechts weinig ziekteverschijnselen zichtbaar, net als bij runderen. Verschijnselen die kunnen wijzen op leverbotinfecties bij paarden zijn:

  • een slechte algemene conditie; 
  • vermageren; 
  • een wisselende eetlust.

Terug naar het begin van dit artikel

 

Diagnose van Leverbot


Acute leverbotziekte is alleen aan te tonen door middel van pathologisch onderzoek en bloedonderzoek. Chronische leverbot is aan te tonen door bloed-, tankmelk- en mestonderzoek en door pathologisch onderzoek. Overleg dit met uw dierenarts. 

Wilt u weten welk onderzoek voor uw situatie het meest passend is? Vul dan de leverbotsleutel in! 

Besmettingsroute

Zonder de leverbotslak Galba truncatula komt geen leverbot voor. Deze tussengastheer leeft op plaatsen waar de bodem het grootste deel van het jaar vochtig is, zoals in greppels, slenken, vertrapte slootkanten en kwelplaatsen achter dijken. De leverbotslak heeft nauwelijks last van strenge winters, maar is wel gevoelig voor droogte. Onder de 10 graden Celsius vindt geen ontwikkeling van leverbot buiten de gastheer plaats. Leverboteieren die vóór mei op het weiland terecht komen, kunnen zich na vermeerdering in de leverbotslak vanaf augustus hebben ontwikkeld tot besmettelijke cysten. Leverbotinfecties vinden vooral plaats in de periode vanaf augustus tot november. Besmettelijke cysten kunnen bij lage temperaturen en voldoende vocht overleven en dus ook in de wintermaanden bij weidende dieren infecties veroorzaken.

Tankmelkonderzoek bij melkvee

Bij melkvee is tankmelkonderzoek een goede eerste stap om te onderzoeken of op een bedrijf sprake is van leverbot.

Bloedonderzoek

Vanaf ongeveer vier weken na opname van besmettelijke cysten kan bij herkauwers een infectie worden aangetoond met een serum ELISA.

Mestonderzoek

Vanaf tien tot twaalf weken na opname van besmettelijke cystes komen leverboteieren voor in de mest en zijn met mestonderzoek bij herkauwers en paard aantoonbaar. Mestonderzoek kan bij individuele dieren worden uitgevoerd, maar ook bij groepen dieren via een mengmonster. Zo krijgt u een goede indruk of sprake is van een leverbotinfectie.  

 

Risicofactoren voor Leverbot


Leverbotinfecties kunnen in bijna heel Nederland voorkomen. Deze parasiet komt ook voor op bedrijven waar in het verleden geen leverbotinfecties werden waargenomen. Onderstaande factoren beïnvloeden bijvoorbeeld het voorkomen van de leverbotslak.

Vochtig en warm weer

De leverbotslak Galba truncatula houdt van vochtige omstandigheden (het is een zogenoemde waterminnende landslak) en de ontwikkeling van de parasiet in de slak is afhankelijk van vocht en temperatuur. Onder gunstige weersomstandigheden kunnen besmettelijke cysten vanaf augustus op het gras worden afgezet.

Vochtige percelen

Leverbotinfecties treden vooral op in gebieden met een hoge grondwaterstand aangezien dit gunstige omstandigheden voor de leverbotslak oplevert. Weidende dieren lopen van augustus tot april de grootste kans om een infectie op te doen met leverbot.

Verhoogde waterpeilen

De weidegebieden van Utrecht en Zuid- en Noord-Holland zijn beruchte leverbotgebieden. Daarnaast komen regelmatig infecties voor in het weidegebied in Friesland, de gebieden langs de Drentse Aa, de IJssel en tussen de grote rivieren. Door verhoging van het grondwaterpeil in diverse andere gebieden neemt ook daar de kans op leverbotbesmettingen toe.

Beweiden door schapen

Schapen kunnen door uitscheiding van leverboteieren zorgen voor verspreiding van infecties en verhoging van infectierisico, ook op rundveebedrijven. Het is verstandig daar rekening mee te houden en dus geen schapen te weiden op runderpercelen.

Relatie met salmonella

Door een leverbotinfectie vermindert de weerstand van het rundvee, wat dieren vatbaarder maakt voor een infectie met bijvoorbeeld salmonella. Op bedrijven met leverbot is een succesvolle bestrijding van salmonella vaak alleen mogelijk in combinatie met de aanpak van leverbot.

Grootte slakkenpopulatie

Verhoging van de grondwaterstand kan de biotoop aantrekkelijker maken voor de leverbotslak Galba truncatula. De grootte van de slakkenpopulatie en het aantal op het weiland gedeponeerde leverboteieren zijn bepalend voor het aantal besmettelijke cysten komend uit de slakken die op het gras worden afgezet.

Aanvoer dieren

Door aanvoer van dieren is het mogelijk om met leverbot besmette dieren binnen te halen. Dit hoeft voor de rest van het bedrijf geen problemen te geven als de tussengastheer (de leverbotslak) niet aanwezig is. Op bedrijven waar de leverbotslak wel aanwezig is vormt dit een risico. Ook resistentie van de leverbot voor triclabendazol kan door aanvoer van dieren op een bedrijf worden binnengehaald. Aangevoerde dieren in quarantaine zetten, onderzoeken en indien nodig behandelen, kan problemen in de toekomst voorkomen. 

Terug naar het begin van dit artikel

 

Aanpak van leverbot


Ontwatering

Hoe vochtiger het land, hoe groter de kans op een leverbotbesmetting. Drainage en greppelonderhoud zijn belangrijk bij het verkleinen van het risico op leverbotbesmettingen.

Eerst onderzoeken

Bedrijven doen er verstandig aan om te bepalen of leverbot voorkomt. Vervolgens is het leverbotvrij maken van dieren de belangrijkste stap op de cyclus te doorbreken. GD beschikt over verschillende mogelijkheden van onderzoek.

Toenemende resistentie van de leverbot voor triclabendazol

Triclabendazol is een veel gebruikt leverbotmiddel maar in 1998 werden de eerste gevallen van resistentie bevestigd. De jaren na 1998 is het aantal bedrijven met leverbotresistentie voor triclabendazol gestaag gestegen. De situatie tot na de winter van 2014/2015 staat vermeld in onderstaande Figuur.


Figuur 2: Overzicht van leverbotresistentie voor triclabendazol in Nederland op via GD gecontroleerde bedrijven

Het is hierdoor in deze gebieden op sommige bedrijven steeds lastiger om leverbot te bestrijden. Preventie is daarom essentieel. Hierbij spelen kartering en het mijden van deze gebieden in risicoperioden een belangrijke rol.

Kijk hier voor meer preventieve maatregelen

 

Meer informatie


 

Terug naar het begin van dit artikel

Check op Leverbot 

  • Krijg inzicht in de mate van infectie door bepaling van het aantal eieren per gram mest
  • Controle op de werking van leverbotmiddelen en behandelingen
  • Extra specialistisch advies mogelijk bij problemen via 088 20 25 500

Stuur uw mestmonster of tankmelkmonster, verkrijgbaar via gdwebshop of uw dierenarts, in naar GD (Leverbot mest (10910) of Leverbot antistoffen ELISA (tankmelk + cons. 10345)

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.

GD maakt gebruik van cookies om onze website te analyseren en de functionaliteit te verbeteren. Meer info vind je in ons cookiebeleid.