
|
Teun Fabri is pluimveedierenarts en deskundige op het gebied van Aviare Influenza. Hij houdt u op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen rondom de vogelgriep.
Heeft u vragen?
Neem contact op
|
Aviaire Influenza (AI), ook wel klassieke vogelpest of vogelgriep genoemd, is een virusziekte die meestal zeer acuut verloopt, met algemene ziekteverschijnselen. AI veroorzaakt hoge sterfte bij hoenderachtigen en vele andere vogelsoorten. Vooral (wilde) watervogels worden gezien als virusreservoir. AI is een meldingsplichtige ziekte volgens de uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van Animal Health Regulation (AHR) (EU) 2016/429). Elke verdenking van de ziekte dient te worden gemeld bij de NVWA. De NVWA heeft vanaf de melding de regie. Voor meer informatie over de regelgeving, beleids- en/of bestrijdingsdraaiboeken en melden kijk op www.nvwa.nl/onderwerpen/dierziekten/regelgeving-en-draaiboeken en www.nvwa.nl/onderwerpen/dierziekten/melden-dierziekte.
Direct naar:
Ontstaan
AI wordt veroorzaakt door het Influenza-virus type A, behorend tot de Orthomyxovirussen.
Het virus
Ieder influenza virus heeft een specifiek naam, zoals H5N1 en H5N8. De H en de N staan voor eiwitten van het virus, van deze eiwitten bestaan verschillende vormen. In totaal worden 18 verschillende H-typen (H1 t/m H18) en 11 verschillende N-typen (N1 t/m N11) onderkend. De H-typen 1 tot en met 16, komen, in combinatie met de N-typen 1 tot en met 9, voor bij verschillende zoogdieren maar ook bij vogels, waaronder pluimvee. De H-typen 17 en 18, in combinatie met N-typen 10 en 11 komen voor bij vleermuizen.
Ziekteverschijnselen
De incubatietijd (tijd tussen besmetting en ontwikkelen van verschijnselen) van het Aviaire Influenza Virus (AIV) is over het algemeen vrij kort en varieert van enkele uren tot dagen in één kip en drie tot veertien dagen binnen een koppel kippen. De verschijnselen die worden veroorzaakt en de vogelsoorten die door het virus kunnen worden aangetast, verschillen per virustype. Binnen het virustype kunnen er ook nog grote verschillen zijn. Het virus met een lage pathogeniteit (LPAI) veroorzaakt over het algemeen weinig ziekteverschijnselen en kan zich beperken tot eiproductiedaling.
De klinische verschijnselen van hoogpathogene stammen (HPAI) zijn ten opzichte van LPAI ernstiger. Deels zijn de symptomen ook niet specifiek: sufheid, verminderde voeropname, legdaling, ademhalingsbijgeluiden en neusuitvloeiing. De slijmvliezen zijn sterk gezwollen en vochtophopingen aan kop en hals, blauwe verkleuring van kam en lellen, bloedingen en diarree komen voor. In een later stadium kunnen zenuwverschijnselen worden waargenomen. Het sterftepercentage kan oplopen tot 100%. In sommige gevallen treedt zeer acute sterfte op, zonder voorafgaande klinische symptomen. De hoogpathogene virussen behoren tot nu toe steeds tot het H5 of het H7 type.
Laagpathogene H5 en H7 virussen vermeerderen zich in de cellen van de luchtwegen en de darm. Hoogpathogene virussen kunnen niet alleen de luchtweg- en darmcellen binnendringen, maar ook andere cellen van het lichaam, zoals die van de bloedvaten. Dat maakt een hoogpathogene variant zo gevaarlijk: er ontstaan bloedingen en het dier zal binnen korte tijd sterven.
Laagpathogene virussen veroorzaken over het algemeen niet zo veel problemen. ze kunnen milde ziekte veroorzaken, waarbij de dieren minder eten en drinken. Ook kunnen ze leiden tot een eiproductiedaling en verhoogde gevoeligheid voor bijkomende bacteriële infecties. Een laagpathogeen virus is op zich niet zo gevaarlijk. Toch is het belangrijk dat ook deze varianten van het type H5 en H7 worden opgespoord. Tijdens het vermeerderen van het virus kan er namelijk 'per ongeluk' een hoogpathogeen virus ontstaan.
Influenza is net als de meeste virusinfecties een infectie die vanzelf kan overgaan en na verloop van tijd is het virus verdwenen. In deze periode wordt echter zeer veel virus verspreid en is het bedrijf een risico voor pluimveebedrijven in de omgeving en mogelijk zelfs voor de mens. Het is daarom van groot belang dat we snel weten waar het virus zich bevindt en maatregelen te nemen om verdere verspreiding te voorkomen. Dit geldt niet alleen voor de bestrijdingsplichtige typen (HPAI H5 en H7), maar ook voor andere typen.
Ziekteverloop en weerstandsontwikkeling
Na besmetting met het virus ontstaat een verspreiding van het virus door het lichaam waarbij de klinische verschijnselen kunnen optreden. Na het doormaken van de infectie zijn antistoffen aantoonbaar. Geïnfecteerde dieren scheiden het virus uit via de luchtwegen, de slijmvliezen en de mest. Het virus blijft in mest lang infectieus (tot meer dan 30 dagen).
Meldingsplichtig
In de Wet Dieren en in de Europese diergezondheidsregelgeving staan regels betreffende de opsporing en bestrijding van deze meldingsplichtige, besmettelijke aandoening. Een verdenking van AI moet gemeld worden bij de NVWA. Bij een verdenking van aviaire influenza zal NVWA het bedrijf bezoeken en zo spoedig mogelijk materiaal van het verdachte bedrijf laten onderzoeken door Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) in Lelystad.
Het monitoringssysteem voor AI is opgezet om verdenkingen en uitbraken zo snel mogelijk op te sporen. Dit systeem bestaan uit de volgende onderdelen:
- Regelmatige serologische monitoring.
- Verplichting tot het melden van klinische verschijnselen.
- Mogelijkheid tot het inzenden van EWS swabs ter uitsluiting van AI (zgn. uitsluitingsswabs) door de dierenarts.
Meer informatie over zoönosen en pluimvee
Terug naar het begin van dit artikel
Meldingsplichtige ziekte
AI is een meldingsplichtige ziekte volgens artikel 2.12 en 5.3 van de Wet Dieren. De afhandeling van verdenkingen en bestrijding gaan volgens de geldende regelgeving en de instructie van de NVWA.
De diagnose kan worden gesteld door het aantonen van het virus, aangevuld met bloedonderzoek op afweerstoffen. Viruskweek en PCR is mogelijk uit alle aangetaste organen en uit swabmonsters van de keel en/of de cloaca.
Differentiaal diagnose
Door de grote verscheidenheid aan klinische verschijnselen, is een differentiaal diagnose opstellen lastig. Ziekten met klinische beelden die op AI lijken (differentiaal diagnose) zijn:
Viraal
- Infectieuze Laryngotracheïtis (ILT)
- Infectieuze Bronchitis (IB)
- Pseudo-vogelpest (NCD)
- Turkey Rhino-Tracheïtis (TRT)
Bacterieel
- Haemophilus paragallinarum
- Ornithobacterium rhinotracheale
- Escherichia coli
- Pasteurella multocida
- Riemerella anatipestifer
- Mycoplasma gallisepticum
Wettelijke verplichtingen
AI is een meldingsplichtige ziekte en wordt bestreden volgens de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren. Bestaat het vermoeden dat er sprake is van AI, dan dient er een melding aan de NVWA plaats te vinden. De diagnose wordt alleen gesteld door WBVR.
Programma 'Onderzoek sectiemateriaal op AI' (zgn. uitsluittingsswabs): In gevallen waarin sectie de oorzaak van de aandoening niet (volledig) kan verklaren, kan de dierenarts monsters insturen naar WVBR voor onderzoek op AI. Hiermee kan worden uitgesloten dat er een variant van (laag pathogene) AI in het spel is.
Terug naar het begin van dit artikel
Preventie
Het voorkomen van een AI-besmetting dient vooral gericht te zijn op het voorkomen van contact met wilde vogels. Daarnaast is het van belang door een streng toegangsbeleid op het bedrijf insleep te voorkomen, zowel via aangevoerde dieren, personen, ongedierte als voorwerpen.
Insleep virus voorkomen
Het vogelpestvirus kan zich op stofdeeltjes door de lucht verspreiden. Verspreiding over grotere afstand is echter altijd een gevolg van contact door personen, transportmiddelen of geleende gereedschappen. Pluimvee raakt besmet met het virus via inademen of oppikken van besmet materiaal. Het virus kan op de volgende manieren het bedrijf binnen komen:
- Vanaf uw erf. Beschouw uw eigen erf ook als vuil terrein! Uw erf kan besmettelijk materiaal (bijvoorbeeld afkomstig van geïnfecteerde vogels) bevatten;
- Via contact met (trek)vogels. Besmette vogels verspreiden het virus onder andere via hun uitwerpselen;
- Via besmet materiaal zoals kratten, transportmiddelen en mensen die via hun schoenen of kleding in contact zijn geweest met het virus;
- Via stofdeeltjes uit een nabijgelegen besmette stal;
- Via besmette ratten en muizen. Deze dieren kunnen het virus verslepen via hun vacht en poten en ook het virus vermeerderen en uitscheiden;
- Via besmet pluimvee dat bij aankomst al besmet was.
Om elk risico op besmetting uit te sluiten, adviseren we de pluimveehouder de volgende maatregelen te nemen:
- Zorg dat uw bedrijfsterrein en stallen afgesloten zijn voor bezoekers;
- Zorg ervoor dat er géén mensen in de stal komen, tenzij noodzakelijk voor verzorging of veterinaire zorg;
- Hanteer een hygiëneprotocol voor bezoekers van het bedrijf;
- Maak een duidelijke scheiding tussen het bedrijfsterrein en de ruimte rondom het woonhuis;
- Zorg dat uw bedrijfsterrein overal schoon is en regelmatig wordt ontsmet, vergeet de achterzijde van de stallen niet;
- Houd er rekening mee dat u, als pluimveehouder, ook smetstof kunt verspreiden. Houd u zich daarom zelf ook aan de regels;
- Om ieder risico te vermijden is het belangrijk geen materialen van andere (pluimvee)bedrijven te gebruiken;
- Voer bij nieuw aangeleverd pluimvee meerdere keren per dag een strenge gezondheidscontrole uit. Consulteer bij twijfel direct uw practicus.
Hierna wordt ingezoomd op maatregelen die van toepassing zijn op een aantal belangrijke bedrijfsonderdelen: het erf en de stal, ligging van het bedrijf, bezoekers en vervoermiddelen.
Het bedrijfsterrein en de stal
- Sluit de toegangsweg tot uw bedrijfsterrein en de pluimveestallen af en maak met een markering duidelijk dat toegang niet toegestaan is.
- Zorg dat betreden van het bedrijfsterrein uitsluitend kan na wisselen van kleding en schoeisel. Loop met dit schoeisel alleen over de verharde paden en zeker niet door graslanden.
- Maak een hygiënesluis (minimaal: verplaatsbare drempel) achter de ingangsdeur van de stal en zet uw schoeisel voor die drempel, trek een staleigen overall aan en stap achter de drempel over in staleigen schoeisel. Wissel vervolgens nogmaals van schoeisel voordat u vanuit de voorruimte de dierruimte betreedt. Bij voorkeur douchen voor het betreden van de stal, minimaal: handen wassen.
- Laat geen huisdieren in de stal.
- Verwijder dood aangetroffen ratten en muizen zo snel mogelijk, was en ontsmet direct na contact de handen.
- Verwijder vogeluitwerpselen op het bedrijfsterrein op een dusdanige wijze dat pluimvee er niet mee in contact kan komen.
- Zorg ervoor dat aan het einde van de dag alle voersystemen geen voer meer bevatten die bereikbaar kunnen zijn voor ongedierte.
- Ontsmet en reinig de looppaden naar de stallen dagelijks.
Ligging van het bedrijf (extra aandacht bij ligging in een waterrijk gebied)
-
Scherm uw bedrijfsterrein zo goed mogelijk af voor watervogels en alle typen wilde vogels (schrikdraad of netten langs looproutes) en vermijd direct contact, maar ook contact met uitwerpselen van vogels.
- Gebruik vogelafschrikkende apparatuur en/of voorwerpen om deze dieren op afstand van uw stallen te houden.
- Maak het terrein onaantrekkelijk voor watervogels en roofvogels (kort gras, geen ander voedsel als korrels of tarwe, weinig aanplant, geen water).
- Loop niet met bedrijfslaarzen in graslanden of langs sloten en mijd graslanden met bedrijfseigen vervoer.
- Raap zelf geen kadavers van wilde vogels, maar meld aan (lokale) autoriteiten.
- Inspecteer de looproutes van uw bedrijfsterrein aan het begin van de dag en behandel vogelmest met ontsmettingsmiddel voor u deze weghaalt.
- Gebruik geregistreerde ontsmettingsmiddelen, werkzaam tegen AIV. Deze hebben een pH <2 of pH>11 (toegelaten desinfectiemiddelen HPAI voor stallen)
Bezoekers
- Bezoekers dienen hun vervoersmiddel aan de weg te laten staan.
- Bezoekers moeten zich altijd melden bij het huisadres, gekleed in wegwerpoverall en voorzien van haarnetje en overschoentjes. Op het huisadres worden de handen gewassen.
- Bij het huis of gebouw, dat de afscheiding vormt tussen bedrijf en privéterrein, stappen de bezoekers over in bedrijfsschoeisel in combinatie met wegwerpsokken (kleine overschoentjes). Bij voorkeur wordt gedoucht, minimaal worden de handen gewassen.
- In de stal wordt een staleigen overall over de wegwerpoverall aangetrokken en stapt men over in staleigen schoeisel. Gebruik in de stal een veiligheidsbril, mondneuskapje, haarnet en wegwerphandschoenen.
- Bij het verlaten van de stal wordt de staleigen kleding uitgetrokken en staleigen schoeisel verwisseld voor bedrijfs-schoeisel, tevens worden de handen gewassen.
- Bij het huis of tussen gebouw, wordt het bedrijfseigen schoeisel uitgedaan, de handen weer gewassen en ontsmet met alcohol.
- Wegwerpoverall en andere materialen laat men in een plastic zak bij de auto achter. Daarna worden de handen nogmaals ontsmet met alcohol.
Vervoermiddelen
- Laat auto's pas op het terrein toe na ontsmetting van de wielen en de wielkasten. Het beste is als pluimveehouder dit zelf doet, omdat de chauffeur in zijn wagen dient te blijven zitten.
- De chauffeur dient bij het verlaten van de cabine alvorens de grond te raken overschoentjes aan te trekken. Vervolgens dient hij een wegwerpoverall aan te doen.
- Plaats de voerwagen niet direct onder de stalinlaat.
- Bij vertrek dienen de slangen en andere gebruikte voorwerpen van de wagen te worden ontsmet, alsmede de wielen en de wielkasten.
- De chauffeur dient de gebruikte bedrijfskleding en dergelijke op het bedrijfsterrein achter te laten en bij vertrek moet hij een nieuwe stoelhoes in gebruik nemen.
Terug naar het begin van dit artikel
Volgens de wet dient een houder, een laboratorium en een dierenarts bij een verdenking van de aanwezigheid van AI virus dit te melden bij de NVWA. NVWA heeft hiervoor een telefoonnummer ter beschikking gesteld dat 24 uur per dag bereikbaar is: 045-5463188. Wanneer bij de NVWA een melding van een mogelijke uitbraak van Aviaire Influenza binnenkomt, wordt een bedrijf verdacht verklaard en daarmee geblokkeerd en wordt er een specialistenteam samengesteld dat de bestrijding van de ziekte start volgens EU-regelgeving.
Specialistenteam
Na een melding van een mogelijke uitbraak van aviaire influenza wordt een specialistenteam geformeerd, bestaande uit de practicus van het verdachte bedrijf, een pluimveedierenarts van de GD en een specialist Dierziektebestrijding van de NVWA. Dit team start de bestrijding volgens de EU-verordening 2020/687. Het specialistenteam bezoekt het bedrijf, beoordeeld de situatie en neem, indien noodzakelijk, monsters. Op basis van de klinische inspectie kan het volgende resultaat naar voren komen:
- Sterk verdacht van AI
- AI niet uit te sluiten
- AI zeer onwaarschijnlijk
De genomen monsters worden ingestuurd naar WBVR met een transport georganiseerd door NVWA. Volgens afspraken tussen NVWA en WBVR worden, ingeval van een verdenking van HPAI, de monsters direct onderzocht; hierbij wordt een M-PCR uitgevoerd en indien deze positief is een H5 en H7 specifieke PCR. Ingeval van een verdenking op basis van positieve serologie kan worden besloten de M-PCR en de H5/H7 specifieke PCR tijdens werktijd uit te voeren. Blijkt uit laboratoriumonderzoek dat het een H5 of H7 type virus aanwezig is, dan wordt het bedrijf besmet verklaard.
Naast de informatie betreffende AI bij pluimvee zal het specialisten team ook informeren naar de gezondheidstoestand van de personen die direct betrokken zijn bij de verzorging van het pluimvee en hen bij een mogelijke besmetting verwijzen naar de GGD.
Aanpak verdachte en besmette bedrijven
Aviare Influenza is een meldingsplichtige ziekte ingevolge artikel 2.12 en 5.3 van de Wet Dieren. Hoogpathogene vogelgriep is bestrijdingsplichtig. Bij afhandeling van verdenkingen en bij de bestrijding zijn de betreffende draaiboeken uitgangspunt en zijn de dan geldende regelgeving en de instructie van de NVWA leidend.
Commercieel pluimvee: Zo snel mogelijk wordt besloten tot ruiming van het pluimvee/gevogelte op het HPAI-besmette bedrijf en tot de maatregelen kunnen de volgende maatregelen voor geheel of delen van Nederland worden afgekondigd: een algemene of beperkte stand-still, een bezoekers regeling, een afschermplicht en/of ophokplicht, een verzamelverbod en een jachtverbod. Rondom een besmet bedrijf wordt een beperkingsgebied vastgesteld: een beschermingszone van 3 kilometer rond het besmette bedrijf en een bewakingszone van 10 kilometer rond het besmette bedrijf. Daarnaast kunnen ruimingsgebieden en mogelijke vrije gebieden (regionalisatie) worden aangewezen.
Bij een uitbraak van HPAI in niet commercieel pluimvee op locaties met meer dan 50 dieren wordt in ieder geval een beschermingsgebied ingesteld. Andere maatregelen zijn afhankelijk van de situatie. Bij de vondst van HPAI bij wilde vogels zal op basis van een risicoanalyse door de overheid worden besloten welke maatregelen passend zijn.
Terug naar het begin van dit artikel