In augustus zond een dierenarts pluimvee voor sectie naar GD met een interessant sectiebeeld. Het ging om leghennen uit een koppel met verhoogde uitval, waarbij de dierenarts bij de dode hennen geen opvallende letsels zag. Wel hadden enkele hennen in de stal een dikke kop. Vervolgonderzoek leidde tot een verrassende uitkomst.
Om aviaire influenza (AI) uit te sluiten nam de dierenarts swabs voor uitsluitingsdiagnostiek bij WBVR (Wageningen Bioveterinary Research). Ook zond hij enkele hennen met een dikke kop in voor sectie bij GD voor onderzoek naar Mycoplasma gallisepticum (Mg) en coryza. GD deed uitgebreid onderzoek naar een breed scala aan luchtwegaandoeningen. Dit leverde niets relevants op.
Meer inzicht
Om meer inzicht te krijgen in de reden van de verhoogde uitval vroeg GD voor verder onderzoek naar de doodsoorzaak of de dierenarts een aantal verse dode hennen wilde insturen. Opvallend was dat geen van deze dode hennen een dikke kop had. Ze leken vrij plotseling te zijn gestorven en net als de dierenarts op het bedrijf kon ook de GD-patholoog geen speciale letsels vinden. Een bacteriële kweek leverde echter een overvloed aan Erysipelothrix rhusiopathiae op, de veroorzaker van vlekziekte.

Complexe werkelijkheid
Deze inzending was om meerdere redenen interessant. Zo zou de diagnose vlekziekte nooit zijn gesteld als het bij het onderzoek van alleen de dikke koppen was gebleven. Bij verhoogde uitval raden we daarom altijd aan om, naast zieke dieren, ook enkele recent gestorven dieren in te sturen.
Verder blijkt hieruit dat vlekziekte minder gemakkelijk te herkennen is dan vaak wordt gedacht. Bij veel uitbraken wordt de ziekte al snel vermoed wanneer de dieren plotseling doodgaan en er bij het openen van het karkas een sterk vergrote lever wordt gezien. Toch wordt er, als de lever en de milt er normaal uitzien, vaak onterecht gedacht dat er geen sprake kan zijn van vlekziekte. Deze casus toont aan dat de werkelijkheid soms toch complexer is.
Specifieke maatregelen
Omdat vlekziekte om specifieke maatregelen vraagt is het belangrijk om de diagnose te stellen. Zo kunnen hennen zichzelf besmetten met de bacterie als ze de kans krijgen om aan door
vlekziekte gestorven koppelgenoten te pikken. Dode dieren moeten dus zo snel mogelijk uit het koppel worden verwijderd. Daarnaast is het voor pluimveehouders raadzaam om in de planning rekening te houden met een matige prognose voor het huidige koppel en om voor het volgende koppel een vaccinatie te overwegen.
Signaal uit de monitoring
GD stelt de laatste maanden beduidend vaker vlekziekte vast bij Nederlandse leghennen. Houd rekening met de ziekte, ook als het klinische beeld niet exact past bij uw ervaringen met de aandoening.
Meer over de diagnose en aanpak van vlekziekte