Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer

Aviaire-Influenza (vogelgriep)

Aviaire Influenza (AI), ook wel klassieke vogelpest of vogelgriep genoemd, is een virusziekte die meestal zeer acuut verloopt; met algemene ziekteverschijnselen en hoge sterfte bij hoenderachtigen en vele andere vogelsoorten. Vooral (wilde) watervogels worden gezien als virusreservoir. AI is een meldingsplichtige aandoening volgens artikel 2.12 en 5.3 van de Wet Dieren. In de Europese Diergezondheidsverordening (EU) 2016/429 is hoogpathogene vogelgriep aangemerkt als categorie A-ziekte, dat wil zeggen dat het een bestrijdingsplichtige dierziekte is. In Europese regelgeving zijn ook de kaders van bestrijding vastgelegd (gedelegeerde verordening (EU) 2020/687). Laagpathogene vogelgriep is aangemerkt als een categorie D-ziekte, wat wil zeggen dat de overheid niet tot bestrijding verplicht is.

Teun Fabri

Teun Fabri is pluimveedierenarts en deskundige op het gebied van Aviare Influenza.

Neem contact op

Meldingsplichtig

AI is een meldingsplichtige ziekte ingevolge artikel 2.12 en 5.3 van de Wet Dieren. Indien er een klinische verdenking bestaat op AI, dient dit gemeld te worden bij het centrale meldpunt van de NVWA (tel: 045 546 31 88). Voor meer informatie over de regelgeving, beleids- en/of bestrijdingsdraaiboeken en melden kijk op www.nvwa.nl/onderwerpen/dierziekten/regelgeving-en-draaiboeken en www.nvwa.nl/onderwerpen/dierziekten/melden-dierziekte.

Veterinaire updates, het actuele nieuws, webinars en andere informatie vind je in ons dossier Vogelgriep

 

Veterinair kennisdossier Aviaire Influenza (Vogelgriep)

  1. Verschijnselen
  2. Diagnose
  3. Prevalentie
  4. Aanpak besmette bedrijven
  5. Preventie en monitoring
  6. Regelgeving, monitoring en vaccinatie
  7. Websites
  8. Monitoring & Early Warning

Het virus

AI wordt veroorzaakt door het Influenzavirus type A, behorend tot de Orthomyxovirussen. Het genoom bestaat uit 8 RNA-segmenten, omringd door een nucleocapside, op zijn beurt omringd door een envelop. Antigene subtypes van Influenzavirus type A worden onderscheiden op basis van de 18 haemagglutinine (H) en 11 neuraminidase (N) “spikes” op het oppervlak. Stammen met eenzelfde HN-code kunnen klinisch compleet verschillende ziektebeelden geven. De H-typen 1 tot en met 16, komen, in combinatie met de N-typen 1 tot en met 9, voor bij verschillende zoogdieren en bij vogels, waaronder pluimvee. De H-typen 17 en 18, in combinatie met N-typen 10 en 11 komen voor bij vleermuizen.

Aviaire influenza virussen

AI genbankAviaire influenzavirussen (AIV) zijn influenza A-virussen die vogels kunnen besmetten. Vaak wordt het aviaire influenzavirus ingedeeld in pathotypes: HPAI (hoogpathogene AI) en LPAI (laagpathogene AI). Deze indeling heeft betrekking op het ziekmakend vermogen in kippen, en is niet één op één gerelateerd aan het ziekmakend vermogen in de mens.

  • Het behoort tot influenza type A en een IVPI > 1,2  heeft bij 6 weken oude kuikens.
    Of;
  • Het gaat om een influenza A virus met H5 of H7 waarbij door middel van nucleotide sequentiebepaling aangetoond is dat er zich meerdere basische aminozuren op de splitsingsplaats van het haemagglutinine-precursor-eiwit bevinden die overeenkomen met een sequentie die al eerder bij vastgesteld hoogpathogene AIV-isolaten is gevonden. 

Het andere type verandering is re-assortment, ook wel antigene shift genoemd. Hierbij wordt een deel van de genetische informatie van AI virus “X” uitgewisseld met AI virus “Y”. Hierdoor ontstaat een nieuw AI-virus met mogelijk andere ziekteverwekkende eigenschappen voor zowel mens als dier.

Gevoelige diersoorten

AI-virus is bij vogels aangetoond in bijna alle vogelsoorten. Watervogels vormen het natuurlijk reservoir voor AIV.

LPAI komt endemisch voor bij Charadriiformes (steltloperachtigen, zoals meeuwen) en Anseriformes (eendvogels, zoals eenden en ganzen). Wilde watervogels die naar Nederland trekken om hier te overwinteren brengen het vogelgriepvirus mee. In het afgelopen decennium gaf dit seizoensgebonden, incidentele besmettingen bij gehouden pluimvee in de periode van oktober tot mei. Sinds oktober 2021 bliift het HPAI (H5N1)-virus echter circuleren in de wilde watervogelpopulatie. Dit is niet alleen in Nederland, maar in meerdere (West) Europese landen het geval.
Ook zoogdieren kunnen geïnfecteerd raken met AIV-stammen die afkomstig zijn van vogels, hierbij moet met name gedacht worden aan zoogdieren die in het bezit zijn van N-acetylneuraminezuur-alpha 2,3-galactose receptoren, zoals fretten (fretten worden gebruikt als modeldier bij AI onderzoek), zeehonden en varkens. In het afgelopen jaar zijn meerdere zoogdieren in Nederland en andere Europese landen gevonden met een H5N1-besmetting, hoogstwaarschijnlijk door contact met en opname van infectieus materiaal (zieke of dode wilde vogels). Het betrof onder andere vossen, bunzings en otters. Er waren geen aanwizjingen dat het virus zich onder deze wilde zoogdieren had verspreid, maar een mutatie in het genetisch materiaal (mutatie PB2-E627K) liet wel zien dat het virus zich had aangepast aan deze zoogdieren.

In Spanje werd in 2022 een nertsenbedrijf besmet met H5N1-virus. Op dit bedrijf werd transmissie tussen de nertsen aannemelijk gemaakt. Het bedrijf is door de Spaanse overheid geruimd. Het is bekend dat nertsen heel gevoelig zijn voor humane en aviaire influenzavirussen. Speciale punt van zorg zijn de infecties van H5N1-virus in katachtigen (transmissie in huiskatten is aangetoond), in honden (in Oostenrijk en Thailand) en in marterachtigen (het virus is aangetoond in een steenmarter in Duitsland). Humane infecties zijn alleen beschreven vanuit vogels (type H5N1, H7N7, H7N9, H9N2), varkens (H1N1, H1N2, H3N2) en zeehonden (H7N7). Influenza-subtypes van nertsen, honden, katten, paarden, fretten, walvissen, zeeleeuwen en vleermuizen hebben tot op heden niet tot ziektegevallen bij mensen geleid.

Volksgezondheid

Mensen zijn weinig gevoelig voor AI-virus van vogels. Van slechts een beperkt aantal subtypen (H1N1, H2N2 en H3N2) is aangetoond dat deze effectief kunnen circuleren bij mensen. Andere vogelgriepvirussen (zoals H5N1) kunnen incidenteel een infectie veroorzaken, het ziektebeeld kan hierbij ernstig zijn. Het respiratoir/intestinaal epitheel van vogels bevat vooral N-acetylneuraminezuur-alpha 2,3-galactoseverbinding op de sialoligosaccharide receptoren, terwijl mensen met name de alpha 2,6-receptoren bezitten. Diep in de longen (ter hoogte van de alveoli) hebben mensen wel enkele alpha 2,3-receptoren. Dit verklaart de gevoeligheid van mensen voor een zeer hoge infectiedruk met AI. Er komen steeds meer aanwijzingen voor een genetische predilectie met betrekking tot de receptor van AI in de longen. Personen die in contact komen met AI van vogels kunnen seroconverteren. Het percentage mensen dat seroconverteert is sterk afhankelijk van de diagnostische test die wordt gebruikt, maar zal tussen de 7 en 30% liggen. Besmetting met het AI-virus kan gevaarlijk zijn. Bij besmetting met het HPAI-virus H5N1, na direct contact met besmet pluimvee/vogels, (A/goose/Guangdong/1996 H5N1-virus) is het sterftepercentage in westerse landen tegen de 60%. Tot op heden is de transmissie van AI virussen afkomstig van vogels van persoon tot persoon slechts zelden vastgesteld. Infecties bij mensen worden voornamelijk veroorzaakt door direct contact met besmette dieren, karkassen of verontreinigd materiaal. Overdracht van mens op mens is sporadisch gerapporteerd, waarbij het niet resulteerde in een efficiënte transmissie.

Humaan speelt naast een HPAI-H5N1-dreiging sinds maart 2013 ook een LPAI H7N9 dreiging. Deze virustypen worden met name in het Verre Oosten aangetoond. H7N9 veroorzaakte van 2013 tot 2017 meerdere besmettingsgolven bij mensen in China. De besmettingen startten in 2013 met een LPAI-H7N9. In 2016 muteerde het LPAI H7N9 naar HPAI H7N9 (hoopathogeen voor pluimvee). Na de introductie van een vaccinatieprogramma in pluimvee in China, daalde het aantal uitbraken bij pluimvee en het aantal humane gevallen drastisch. Andere humane gevallen met een AI-virus dat binnen de pluimveepopulatie circuleert is H6N1 (Taiwan).

Zie 'Prevalentie' voor meer informatie over circulerende AI types.

Overleving

Buiten de gastheer is het AI-virus vrij gevoelig voor de inwerking van omgevingsfactoren. Hitte, hoge of lage zuurgraad en droogte kunnen het virus onschadelijk maken. Doordat AI zijn envelop nodig heeft om infectieus te blijven, zal elke stof die deze envelop kapotmaakt het virus onschadelijk maken. Dit zijn bijvoorbeeld detergentia en organische oplosmiddelen. Het virus kan enige maanden overleven in de mest, maar dit is sterk afhankelijk van de temperatuur en vochtigheid. Over het algemeen wordt gesteld dat door middel van compostering waarbij de mest een temperatuur bereikt van 60⁰C de mest na 90 uur vrij is van virus. Bij een temperatuur van 4⁰C is dit 30 tot 35 dagen en 7 dagen bij 20⁰C. In vloeibare mest zou, gedurende de winter, de overleving 105 dagen bedragen.

Desinfectie

In mest of ander organisch materiaal is AI gevoelig voor aldehydes (zoals formaldehyde) en beta-propiolactone. Als het organisch materiaal verwijderd is, kan het virus vernietigd worden door desinfectantia zoals phenolen, ammonium-ionen, oxiderende stoffen en hydroxylamine. Zoals onder het hoofdstuk “Overleving” vermeld werd, werken stoffen die de lipiden-envelop aantasten ook tegen AI. 

Epidemiologie

Primaire introductie van vogelgriep in de Nederlandse pluimveesector kam plaatsvinden door insleep via ingevoerd besmet pluimvee, gecontamineerde vervoersmiddelen, of andere indirecte contacten. Afgelopen jaren volgende primaire introductie echter vanuit de wilde vogelpopulatie. Op het moment dat een besmet bedrijf ontdekt wordt, volgen maatregelen (zoals ruiming van het besmette bedrijf, vervoersbeperkingen en hygiënemaatregelen) vanuit de overheid om verdere verspreiding te voorkomen. Transmissie van het virus bij pluimvee (secundaire introducties) kan namelijk plaatsvinden door direct contact (binnen een koppel of verplaatsing naar ander bedrijf) of contact met besmette mest en via indirect contact via vectoren, zoals de mens, voorwerpen als gereedschap en eierentrays, en vervoersmiddelen. Ook verspreiding via de lucht (airborne transmissies) kan niet worden uitgesloten. De infectie kan op bedrijven achterblijven door restanten van pluimvee-excreta maar ook door besmet ongedierte (insecten en muizen), daarom vindt verplichte reiniging en ontsmetting en een leegstandsperiode plaats op besmette bedrijven.

Besmette dieren zullen besmette eieren produceren waarbij de overleving in het ei langer is dan op het ei. Het virus zal het broedproces van 21 dagen bij de broedtemperatuur niet overleven zodat verticale transmissie niet aan de orde is. Uit de verwantschap van virussen gevonden in de verschillende landen blijkt dat migrerende vogels een belangrijke rol spelen bij de verspreiding van het H5N1-virus en andere hoog- en laagpathogene AI-virussen. Met name migrerende watervogels zijn een belangrijke factor in de internationale verspreiding. 


Verschijnselen van Aviaire Influenza

De incubatietijd van AI bedraagt enkele uren tot 3 dagen in een individuele vogel, maar kan enkele dagen tot wel 2 weken zijn in een koppel kippen. Dosis, inoculatieroute en diersoort hebben hier een groot effect op. Binnen een koppel is de morbiditeit zeer hoog, meestal tegen de 100%.

De klinische verschijnselen

De klinische verschijnselen zijn afhankelijk van de AI-stam maar ook van de pluimvee species. Hierbij moet worden opgemerkt dat kalkoenen over het algemeen gevoeliger zijn voor infectie dan kippen. In casu zijn er minder virusdeeltjes (viral units) nodig om deze dieren te infecteren. Daarnaast zijn de klinische verschijnselen afhankelijk van de secundaire bacteriële infecties.

In het geval van HPAI-stammen beginnen de klinische symptomen vaak met plotselinge stijging van de uitval die in enkele uren tot dagen kan oplopen tot 50 of zelfs 100%. In zeer acuut verlopende gevallen kunnen dieren sterven voordat ze specifieke klinische symptomen laten zien. Een belangrijk verschijnsel is de sufheid, die erg vaak gezien wordt in aangetaste koppels, en veroorzaakt wordt door uitgebreide cytokine-release in geïnfecteerde vogels. De versufte dieren zullen minder eten en drinken en minder geluid maken. Opvallend is ook dat het virus binnen korte tijd na introductie in het koppel een hoge morbiditeit geeft.

HPAI kan zich op veel verschillende manieren uiten. De belangrijkste klassieke beelden worden hier opgenoemd.

  • acute sterfte
  • sufheid, stilte in de stal (‘cathedral silence’)
  • cyanose en zwelling van kam en lellen
  • subcutane bloedingen, met name H5N1 stammen
  • conjunctivitis,
  • gezwollen kop,
  • ademhalingsproblemen,
  • eiproductiedaling en ei-afwijkingen,
  • diarree,
  • (soms) nerveuze verschijnselen.

De ervaring met de recente HPAI-uitbraken (H5N7, H7N7, H5N8 en H5N1) is echter dat het klinische beeld sterk van variëren en dat mogelijk geen van de bovenstaande beelden, behoudens sterfte, aanwezig hoeft te zijn.

Bij LPAI-stammen kan de infectie vrijwel subklinisch verlopen maar er kunnen wel degelijk ook ziektesymptomen waarneembaar zijn: eiproductiedaling, luchtwegproblemen, sinusitis, minder voeropname, sloomheid en (gering) verhoogde uitval, mede door secundaire bacteriële infecties.. De H6-uitbraak in 2010 en 2019 heeft aangetoond dat ernstige productiedaling (van 90 tot 30%) zonder dat de productie terugkomt op het oude niveau, een reëel gevaar is van LPAI.

Morbiditeit /mortaliteit

De morbiditeit is hoog, de mortaliteit hangt sterk af van de stam en kan variëren van 0% tot 100%.

Uitscheiding van de kiem

Geïnfecteerde vogels scheiden virus uit via neusuitvloeiing, ooguitvloeiing en vanuit het darmkanaal. Dit is het gevolg van virusvermeerdering in het ademhalingsstelsel en het spijsverteringsstelsel.
Binnen een koppel is met name verspreiding via aerosol van belang. Tussen verschillende koppels is versleping van mest (bijvoorbeeld aan laarzen) en stof belangrijk. Onder gunstige klimaatomstandigheden is virusoverdracht via de lucht naar dichtbij gelegen boerderijen niet uit te sluiten.   

Differentiaaldiagnose

Met name NCD, ILT, TRT en vogelcholera (Pasteurella multocida) kunnen soortgelijke letsels geven. Bij acute sterfte van hoge aantallen dieren met een beeld van septicaemie moet ook gedacht worden aan bijvoorbeeld Salmonella Gallinarum. Door de grote verscheidenheid aan klinische beelden, is een sluitende differentiaaldiagnose voor AI moeilijk te maken.


Diagnose van Aviaire influenza

Meldingsplichtig

Vogelgriep is een meldingsplichtige ziekte. Daarnaast is het bestrijdingsplichtig wanneer er sprake is van een HPAI-virus. De afhandeling van verdenkingen en de bestrijding gaan volgens de geldende regelgeving en de instructie van de NVWA. 

Klinische symptomen

Bij HPAI valt vooral het acuut verlopende karakter van de ziekte op. Plots optredende sterfte die snel oploopt is een belangrijk kenmerk. Het klinische beeld kan echter sterk variëren; zelfs bij infectie met hetzelfde virustype.

Sectie

Het in de literatuur beschreven typische beeld van AI omvat:

  • subcutaan oedeem,
  • subcutaan bloedingen,
  • petechiën en grotere bloedingen in het hele lichaam, met name van kliermaag en ovarium,
  • geelwitte haardjes in lever, milt, nieren en longen.

Naast de bovengenoemde klassieke vorm van influenza kunnen ook andere klinische verschijnselen gevonden worden en kan het beeld zich beperken tot alleen acute sterfte. Infecties met LPAI kenmerken zich de afgelopen jaren door een negatief sectiebeeld of door een beeld dat past bij beginnende sepsis met buikvliesontsteking.

Laboratorium

  • PCR: Voor het aantonen van AI virus (niet serotype-specifiek) wordt gebruik gemaakt van een matrix-PCR waarbij  gekeken wordt naar een specifiek deel van het matrix segment van Influenza A virus. Indien de M-PCR positief is kan met behulp van een reverse transcriptase-PCR (RT-PCR) specifiek voor delen van het H5 en H7 gen verder gespecificeerd worden. Dit kan onder andere het fragment 164–176 bp van de HA0 cleavage site van het influenza A virus zijn. Sommige afnemers eisen dat de leverancier aantoont dat de koppels vrij zijn van het AI-virus. Voor dit doel kan  (M) AI-PCR ingezet worden op luchtpijp- en cloacaswabs.
  • Viruskweek: virus kan geïsoleerd worden uit trachea, long, lever, milt en darm. De kweek vindt plaats in kippeneieren.
  • Serologie: na infectie worden de dieren, na enkele dagen, positief in de Agar Gel Precipitatie (AGP)-test voor AI-virus. Na verloop van een aantal weken (9) zullen positieve dieren weer negatief testen. Niet alle vogelsoorten produceren precipiterende afweerstoffen. Deze zijn groepsspecifiek (AI type A), niet sero-specifiek. Aflezen kan plaatsvinden na 24 uur. Als routine screening voor AI kan gebruik gemaakt worden van een AI-ELISA. Deze test scoort na infectie na enige dagen (5) de eerste positieve dieren en deze dieren blijven, in de commerciële pluimveehouderij, gedurende de rest van hun leven positief. Voor het vaststellen van antilichamen tegen de verschillende subtypen (zoals H5 of H7) is de Haemagglutinie Remmingstest (HAR) beschikbaar. Gebruik van SPF of SAN rode bloedcellen wordt door de OIE voorgeschreven. Aspecifieke reacties treden zelden op. Het betreffende AI-antigeen moet aansluiten met het circulerende antigeen type.

Bepalen van de Intraveneuze pathogeniteitsindex (IVPI)

  1. Besmettelijk allantoïsvocht van de laagste passage die beschikbaar is, bij voorkeur van de oorspronkelijke isolatie zonder dat enige selectie heeft plaatsgevonden, wordt tot op 1:10 verdund in een steriele isotonische zoutoplossing tot een oplossing met > 4 HAU..
  2. Bij tien 4 tot 8 weken oude SPF-kuikens wordt 0,1 ml verdunde virusoplossing intraveneus ingespoten.
  3. De dieren worden gedurende tien dagen om de 24 uur gecontroleerd.
  4. Bij iedere waarneming wordt voor elk dier één van de volgende aantekeningen gemaakt: normaal (0), ziek (1), ernstig ziek (2) of dood (3)*.
  5. Het registreren van de resultaten en het berekenen van de index vindt plaats overeenkomstig het volgende voorbeeld:

De index is de gemiddelde score per dier en per waarneming, bijvoorbeeld: 250/100 = 2,50 (zie tabel).

Klinische symptomen

Dagen na inoculatie

Totale score

 

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

 

Normaal

10

2

0

0

0

0

0

0

0

0

12x0 = 0

Ziek

0

4

2

0

0

0

0

0

0

0

6x1 = 6

Ernstig ziek

0

4

2

2

0

0

0

0

0

0

8x2 = 16

Dood

0

2

6

8

10

10

10

10

10

10

76x3 = 228

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal = 250

* Dit is uiteraard een subjectief klinisch oordeel, maar normaliter vertonen ‘zieke dieren’ één van de volgende symptomen en ‘ernstig zieke dieren’ meer dan één van de volgende symptomen: ademhalingsstoornissen, depressie, diarree, cyanose van onbevederde huid of lellen, oedeem in het gezicht en/of op het hoofd, zenuwsymptomen.
 
Bron: www.woah.org/fileadmin/Home/eng/Health_standards/tahm/3.03.04_AI.pdf 


Prevalentie van Aviaire influenza

De AI situatie in de wereld wordt bij gehouden door de World Organisation for Animal Health (WOAH). Op haar internet site wordt wekelijks in het World Animal Health Information System (WAHIS) aangegeven welke uitbraken van aangiftige aandoeningen er in een bepaalde periode aan de WOAH zijn gemeld. (wahis.woah.org/#/home)

In Nederland zijn we in 2003 voor het eerst geconfronteerd met HPAI (H7N7) waarbij tijdens de crisis tweederde van de Nederlandse pluimveehouderij was verdwenen. Vanaf 2014 spelen met name uitbraken door H5N1 en H5N8 (en H5 typen met onbekende N typen) een belangrijke rol. Uit studies van WBVR is gebleken dat wilde trekvogels het H5N8- en later het H5N1-virus in Nederland introduceerden. De introducties hebben niet geleid tot significante verspreiding tussen pluimveebedrijven. De H5N1 epidemie die in Europa startte in oktober 2021 heeft zich in 2022 voortgezet en gezorgd voor besmettingen op pluimveebedrijven in 25 Europese landen. Het is de grootste AI-uitbraak tot nu toe in Europa. In enkele gevallen zijn ook andere typen, zoals H5N8 en H5N5 vastgesteld. In Nederland zijn in 2022 76 pluimveebedrijven en 23 locaties met hobbymatig gehouden pluimvee besmet geraakt met HPAI H5N1.

Voor de actuele AI-situatie bij pluimvee in de wereld wordt verwezen naar de WOAH (www.woah.org/en/disease/avian-influenza). De Europese situatie is te vinden op de website van de Europese Commissie, DG SANTE: ec.europa.eu/food/animals/animal-diseases/control-measures/avian-influenza_en


Aanpak besmette bedrijven

Meldingsplichtig

AI is een meldingsplichtige ziekte ingevolge artikel 2.12 en 5.3 van de Wet Dieren. Indien er een klinische verdenking bestaat op AI, dient dit gemeld te worden bij het centrale meldpunt van de NVWA (tel: 045 546 31 88).

Aanpak

Bij afhandeling van verdenkingen en bij de bestrijding zijn de betreffende draaiboeken uitgangspunt en zijn de dan geldende regelgeving en de instructie van de NVWA leidend. Zie hiervoor het draaiboek AI van het ministerie van Landbouw, Voedselkwaliteit en Natuur.


Preventie en monitoring

Preventie Humaan

Persoonlijke beschermingsmiddelen

  • overalls
  • haarnet, veiligheidsbril, mondneuskapje
  • handschoenen
  • laarzen
  • profylaxe:
  • vaccinatie met humane influenza stammen
  • oraal Tamiflu 5 tot 8 dagen na contact met besmet koppel (antiviraal middel oseltamivir, oseltamivir, neuraminidase-remmer)

Management en hygiëne

  • Implementeer hoog niveau van biosecurity
  • vermijd contact met (mest van) watervogels
  • vermijd contact met wilde vogels

Bedrijfsbezoeken

Afspraak: Een pluimveehouder dient gewassen bedrijfskleding of wegwerpoveralls, bedrijfsschoeisel en stalkleding met stalgebonden schoeisel ter beschikking te stellen. Tijdens een hoogrisicoperiode, kan de overheid een bezoekersverbod afkondigen voor pluimveebedrijven. In die situatie mag alleen onder voorwaarden (hygieneprotocol) en voor bepaalde redenen een stal betreden worden. Daarvoor dient er de gelegenheid te zijn om te douchen.

Indeling auto
In de laadruimte van de auto dient een scheiding aanwezig te zijn tussen een vuil en schoon gedeelte, bijvoorbeeld in de vorm van (minimaal 2) afsluitbare bakken, compartimenten of zakken.

Benodigde materialen

  • Wegwerpoverschoentjes (de grotere uitvoering)
  • Wegwerpsokken (hiervoor kunnen de kleinere (blauwe) overschoentjes gebruikt worden)
  • Wegwerp handschoenen
  • Mondkapjes
  • Wegwerpoveralls
  • Haarnetjes
  • Veiligheidsbril
  • Monstermateriaal en zakken
  • Sterilium
  • Monsternamemateriaal

Hygiëne protocol screeningsbezoeken op bedrijven met pluimvee.

Bij het bezoek dient de monsternemer zich te houden aan aanvullende regels die de pluimveehouder als standaard voor het bedrijf heeft vastgesteld en aan de geldende hygiëneprotocollen volgens IKB- of overheidseisen. De onderstaande punten moeten minimaal gevolgd worden:

Voor het bedrijfsbezoek

  • Auto op aangegeven parkeerplaats parkeren. In ieder geval niet binnen de ruimte van het schone erfdeel;
  • Schoeisel wisselen in het woonhuis, dan wel de bedrijfshygiënesluis;
  • Kleding wisselen/bedekken met bedrijfskleding in de bedrijfshygiënesluis of in het woonhuis;
  • Indien geen bedrijfskleding c.q. schoeisel beschikbaar in de hygiënesluis/woonhuis, wegwerpoverall, laarzen en/of wegwerpoverschoentjes gebruiken (eventueel wegwerpoversokken);
  • Handen wassen met zeep;
  • Geen materialen op het bedrijf meenemen anders dan benodigde materialen (alleen monstermateriaal, plastic zakken voor verpakking monstermateriaal, monstermateriaal en handschoentjes voor het nemen van de monsters, geen horloge en sieraden)
  • Geen formulieren of pennen meenemen de stal in;
  • Per stal wordt monsternamemateriaal, plasticzakken, etc. meegenomen;
  • In de stal worden bij voorkeur staleigen bedrijfslaarzen en een bedrijfsoverall aangetrokken (pijpen van de overall over de laarzen). Eventueel kan gebruik worden gemaakt van wegwerpsokken;
  • Per stal van schoeisel wisselen en, indien gewenst door de eigenaar, tevens van kleding. Stalgebonden kleding bij voorkeur over de bedrijfskleding dan wel wegwerpoverall gebruiken. Indien geen stalgebonden schoeisel aanwezig, per stal eigen overschoentjes gebruiken.

Na het bedrijfs-/stalbezoek

  • Indien gebruik gemaakt is van eigen laarzen en wegwerpkleding, worden na het bezoek van de stal in de voorruimte van de stal de overschoentjes en eventueel de extra wegwerpoverall uitgetrokken en weggegooid. Wegwerpoverschoenen wisselen; de handen wassen met zeep;
  • Bij het verlaten van het bedrijf worden de wegwerpoverall en de wegwerpschoenen uitgetrokken in de bedrijfshygiënesluis of in het woonhuis en worden op het bedrijf achtergelaten;
  • De laarzen worden bij het verlaten van het bedrijf gereinigd en ontsmet. Let daarbij op dat vuil verwijderd wordt (eventueel vragen om een borstel);
  • Het monstermateriaal wordt met Sterillium ontsmet, of in een afsluitbare verpakking geplaatst, en in de bak voor vuile materiaal vervoerd;
  • Tevens worden de handen ontsmet met Sterillium;
  • Bij de auto uit de laarzen in de schoenen stappen. De laarzen in de kunststofbak voor de laarzen plaatsen of in een afsluitbare verpakking;
  • De begeleidende formulieren voor monsters kunnen in het woonhuis worden geschreven.
  • Monstermateriaal in de plastic zak voorzien van een identificatie (UBN en stalnummers) en in de vuile ruimte van de auto vervoeren.
  • Laat de wegwerpoverall en de overschoentjes achter bij de auto.

Monitoring en Early Warning

Sinds 2003 zijn van overheidswege monitorings- en Early Warning-systemen ingevoerd om in een zo vroeg mogelijk stadium HPAI- en LPAI-uitbraken en -verdenkingen op te sporen:

  • Serologische monitoring op AI-antistoffen van alle bedrijfsmatig gehouden pluimvee en wel in een frequentie van 1x per jaar of 1x per koppel. Uitloopbedrijven moeten 1x per kwartaal worden bemonsterd.
  • Early warning: de ‘Regeling houders van dieren’ verplicht de pluimveehouder om, bij leghennen, vermeerderingsdieren of vleeskuikens ouder dan 10 dagen, sterfte van 0,5% of meer gedurende 2 opeenvolgende dagen, dit door te geven aan het centrale dierziekten alarmnummer. Bij kalkoenen is deze drempelwaarde minstens 2 dagen achtereen 1% sterfte. Voor alle andere pluimvee geldt dat uitval van meer dan 3% per week gemeld dient te worden. Indien er sprake is van 2 opeenvolgende dagen tenminste 5% daling van voer- en wateropname of de eiproductie moet de pluimveehouder zijn dierenarts bellen.
  • Aanscherping early warning bij vogelgriepdreiging: bij dreiging van vogelgriep kan de overheid de meldplicht aanscherpen: voor leghennen, vermeerderingsdieren en vleeskuikens vanaf 10 dagen leeftijd moet verhoogde sterfte gemeld worden als die óf 2 dagen achtereen 0,5% is, óf 2 dagen achtereen verdrievoudigd is ten opzichte van de gemiddelde sterfte de week voorafgaand aan de sterfte. De aanscherping geldt voor (vlees)eenden en luidt als volgt: vanaf de zevende dag na opzet: 0,15% of meer uitval per dag gedurende 2 opeenvolgende dagen óf 0,5% of meer uitval op 1 dag en gelijktijdig een voeropname daling van 5%.
  • Uitsluitingsdiagnostiek: Sinds 1 oktober 2006 kan de praktiserend dierenarts in die gevallen waarin sectie de oorzaak van de aandoening niet (volledig) kan verklaren, kosteloos monsters insturen voor uitsluitingsdiagnostiek AI. Daarmee kan worden uitgesloten dat er een variant van het (laag pathogene) AI-virus in het spel is.

Primair blijft natuurlijk dat een verdenking verplicht gemeld dient te worden aan het dierziekte-alarmnummer NVWA (telefoonnummer 045- 548 31 88). Onder leiding van de NVWA zal een specialistenteam de verdachte locatie binnen drie uur na de melding bezoeken om de situatie ter plekke te beoordelen, monsters te verzamelen en vast te stellen of er daadwerkelijk sprake is van een verdenking.

Vaccinatie

Vaccinatie tegen AI, in algemene zin, is niet toegestaan. Voor vaccinatie dient altijd toestemming gevraagd te worden van de autoriteiten. Na de H7N7-uitbraak is in Nederland korte tijd gevaccineerd tegen H7N7. Slechts enkele commerciële bedrijven hebben destijds van deze mogelijkheid gebruikgemaakt. Eieren van gevaccineerde koppels mochten niet worden geëxporteerd en ook de dieren moesten in Nederland geslacht worden. Controle vond plaats door middel van serologisch onderzoek van sentinels (aanwezige, niet gevaccineerde gevoelige dieren). Ook een aantal hobbypluimveehouder hebben hun dieren (jaarlijks) laten vaccineren. Gevaccineerde dieren werden geringd en moesten jaarlijks serologisch onderzocht worden. De opgewekte titers waren na deze vaccinatie nogal teleurstellend. De mogelijkheid tot vaccinatie in Nederland is na enkele jaren ingetrokken en is niet meer van kracht. 

De uitbraken van H5N1 die sinds 2021 in Nederland, Europa en zelfs wereldwijd optreden heeft de vraag om te kunnen vaccineren weer actueel gemaakt. De Europese Commissie heeft in februari 2023 een gedelegeerde verordening gepubliceerd (Vo (EU) 2023/361), waarin de regels rondom handel en monitoring en surveillance bij vaccinatie zijn vastgelegd. Voor de toepassing van vaccinatie is het nodig dat er effectieve vaccins beschikbaar zijn, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden tussen gevaccineerde dieren en dieren die besmet zijn geraakt met AI-virus, Op dit moment zijn er nog geen vaccins in Europa geregistreerd die aan deze criteria voldoen.


Regelgeving

Nederlands en Europees recht

  1. De meldingsplicht van AI is Europees vastgelegd in de Animal Health Regulation, de Diergezondheidsverordening (EU) 2016/429, en gespecificeerd in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882. Lidstaten melden uitbraken en het vervolg van de dierziektesituatie in het Europese Animal Disease Information System (ADIS) De wijze van rapporteren in ADIS is vastgelegd in uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002. Deze meldplicht is geïmplementeerd in de Nederlandse Wet dieren, artikel 2.12 en 5.3.
  2. In de Nederlandse regelgeving zijn een aantal meldcriteria opgenomen om aan te geven bij welke symptomen een vermoeden/verdenking van AI gemeld moet worden aan het Landelijk dierziekten meldnummer. De criteria staan in artikel 3a.2 van de ‘Regeling houders van dieren’. Bij een dreiging van vogelgriep kunnen extra landelijke maatregelen worden genomen, zoals een aanscherping van de meldcriteria, bezoekersverbod en ophokplicht. Deze zijn opgenomen in de Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen. In de dierziekteviewer van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland kan voor elk adres worden opgezocht welke maatregelen actueel zijn.
  3. Het AI-monitoringsprogramma is gebaseerd op Gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 en geïmplementeerd in de “Regeling houders van dieren”, artikel 7b.13-7b.16.
  4. Het vaccinatieprogramma tegen AI was gebaseerd op EC Decision 2007/590/EC en geïmplementeerd in de Nederlandse“Regeling van Min. LNV 27 juli 2007, nr. TRCJZ/2007/2530”. Deze tijdelijke vrijstellingsregeling voor vaccinatie van hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop is vervallen per 01-01-2013. Dit houdt in dat vaccinatie van vogels in Nederland sindsdien niet is toegestaan. Het is wel mogelijk gevaccineerde (hobby)kippen tegen te komen die in de periode 2004 - 2013 zijn gevaccineerd. Op dit moment is vaccinatie tegen AI in Nederland verboden.

Het volgende Europese rechtskader vormt de basis voor de Nederlandse regels en maatregelen voor de bestrijding van AI

  • Europese Diergezondheidsverordening (EU) 2016/429 (‘Animal Health Regulation’);
  • Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft;
  • Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;
  • Verordening 2009/1099/EG, artikel 18 – regels ten aanzien van de doding van dieren in geval van dierziekten;
  • Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de goedkeuring van de ziektevrije en non-vaccinatiestatus van bepaalde lidstaten of zones of compartimenten daarvan ten aanzien van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en de goedkeuring van uitroeiingsprogramma’s voor die in de lijst opgenomen ziekten.
  • Gedelegeerde verordening (EU) 2023/361 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 wat betreft regels voor het gebruik van bepaalde diergeneesmiddelen voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten.
  • Gedelegeerde verordening (EU) 2023/361 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 wat betreft regels voor het gebruik van bepaalde diergeneesmiddelen voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten.

Websites

Nederlands beleidsdraaiboek:

Actuele AI-situatie:

Monitoring en Early Warning van Aviaire influenza

De verplichte serologische monitoring op AI-antistoffen

Bij de verplichte landelijke monitoring worden beschreven in de ‘Regeling houders van dieren’. De volgende uitgangspunten worden gehanteerd:

  • Bij vleeskuikens wordt per bedrijf jaarlijks een onderzoek uitgevoerd van 30 dieren van minimaal 4 weken oud, de monsters dienen op het bedrijf genomen te worden.
  • Bij vleeseenden wordt per bedrijf jaarlijks een onderzoek uitgevoerd van 40 dieren van minimaal 4 weken oud, de monsters dienen op het bedrijf genomen te worden.
  • Bij vleeskalkoenen wordt per bedrijf bij elke productieronde een onderzoek uitgevoerd bij 30 hanen van tenminste 18 weken oud. Indien geen hanen aanwezig zijn dan worden per productieronde 30 hennen met een minimale leeftijd van 13 weken onderzocht.
  • Bij opfokvermeerderingsdieren vindt per koppel onderzoek plaats van bloedmonsters van 30 dieren met een leeftijd van ten minste 15 weken.
  • Bij vermeerderingsdieren vindt een jaarlijks onderzoek plaats van bloedmonsters van 30 dieren met een leeftijd van ten minste 45 weken.
  • Bij opfoklegdieren vindt per koppel onderzoek van bloedmonsters van 30 dieren met een leeftijd van tenminste 8 weken.
  • Bij leghennen op bedrijven zonder uitloop wordt jaarlijks een onderzoek uitgevoerd op bloedmonsters van minimaal 30 dieren van ten minste 45 weken.
  • Bij leghennen op bedrijven met kippen met uitloop ter beschikking wordt per kwartaal een onderzoek uitgevoerd bij bloedmonsters afkomstig van 30 dieren, onafhankelijk van de leeftijd.
  • Indien meerdere stallen aanwezig zijn op het bedrijf moeten de bloedmonsters afkomstig zijn uit alle stallen, naar evenredigheid van het aantal dieren, met een minimum van 5 monsters per stal.

De aansturing van de monstername vindt plaats door de GD. Alle bloedmonsters worden door de GD onderzocht met behulp van een ELISA-test.
Alle in de screening niet-negatieve monsters worden doorgestuurd naar WBVR voor confirmatie met de HAR H5/H7. In de gevallen dat meer dan 30% van de monsters van één inzending niet negatief (“positief”) reageert in de screening bij de GD, worden alle bloedmonsters van de inzending aangeboden aan het WBVR en zal de GD deze informatie melden aan de NVWA-piketdienst.

AI-monitoringsgrenzen

Op 24 oktober 2005 is de regeling “AI monitoring pluimvee” gewijzigd met als doel eerder een mogelijke infectie met een hoogpathogene AI-stam te kunnen onderkennen. Deze regels, die als doel hebben vogelgriep in een vroef stadium te ontdekken, zijn nu vastgelegd in de ‘Regeling houders van dieren’. Artikel 3a.2 (melding ziekteverschijnselen vogels) van deze regeling luidt als volgt: De exploitant van een inrichting waar pluimvee wordt gehouden, meldt elke sterfte van:

  • een koppel leghennen, vermeerderingsdieren of vleeskuikens, die ouder zijn dan 10 dagen, indien op twee opeenvolgende dagen er een sterfte is van 0,5% of meer per dag
  • een koppel vleeskalkoenen indien op twee opeenvolgende dagen er een sterfte is van 1% of meer per dag; en
  • alle andere soorten pluimvee dan de soorten, bedoeld in de onderdelen a en b, indien er een sterfte is van meer dan 3% per week.

De exploitant consulteert een dierenarts indien bij AI-gevoelige dieren;

  • een klinisch probleem zichtbaar is;
  • op 2 opeenvolgende dagen een reductie van voer- of drinkwateropname is van meer dan 5% per dag; en
  • voor zover het leghennen of reproductiedieren betreft, er op 2 opeenvolgende dagen een reductie van de eiproductie is van 5% of meer per dag.

In Nederland heerst al een aantal jaar de gevaarlijke, hoogpathogene variant van vogelgriep. Daarom is de meldingsplicht aangescherpt. Dit is vastgelegd in artikel 3,14 van de Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen. De aanscherping geldt voor:

  • leghennen, vermeerderingsdieren en vleeskuikens
    vanaf 10 dagen leeftijd moet verhoogde sterfte gemeld worden als die óf 2 dagen achtereen 0,5% is, óf 2 dagen achtereen verdrievoudigd is ten opzichte van de gemiddelde sterfte de week voorafgaand aan de sterfte.
  • (vlees)eenden
    Vanaf de zevende dag na opzet: 0,15% of meer uitval per dag gedurende 2 opeenvolgende dagen óf 0,5% of meer uitval op 1 dag en gelijktijdig een voeropname daling van 5%.

Een melding kan worden gedaan bij het Landelijk meldpunct voor dierziekten van de NVWA (045- 546 31 88).

Programma 'Onderzoek sectiemateriaal op AI’, ook wel 'AI uitsluitingsswabs' genoemd.

Met dit programma, ontwikkeld door de overheid samen met de GD, het WBVR en de sector, kan de kans op een snelle ontdekking van AI worden vergroot en daarmee de kans op een verspreiding van een AI-stam (na introductie) verder worden verkleind. Het was onmogelijk voor pluimveedierenartsen om koppels pluimvee op de aanwezigheid van AI-virus te laten onderzoeken zonder het koppel eerst als 'verdacht' te melden bij de overheid. En dat heeft de nodige consequenties, zoals bedrijfsblokkade en vervoersbeperkingen. Soms echter wenst de dierenarts de zekerheid dat het echt geen AI betreft. Met dit programma is dat nu mogelijk geworden; in die gevallen waarin sectie de oorzaak van de aandoening niet (volledig) kan verklaren, kunnen monsters (cloaca- en/of tracheaswabs) worden ingestuurd. Daarmee kan worden uitgesloten dat er een variant van het (laag pathogene) AI-virus in het spel is. Het programma is op 1 oktober 2006 gestart en vanaf die datum kunnen monsters bij het WBVR worden aangeboden voor onderzoek. Het Diergezondheidsfonds vergoedt de kosten voor het onderzoek door het WBVR en het transport ernaartoe. Bij een verdenking van AI blijft uiteraard de bestaande route gelden en moet de verdenking worden gemeld, zodat reeds in een eerder stadium beschermende maatregelen genomen kunnen worden. Swabs bedoeld ter uitsluiting van AI dienen te worden vergezeld met het correcte formulier van het WBVR, hieronder te downloaden:

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.