BSE is aangifteplichtig. Dit betekent dat bij een verdenking NVWA (Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit) moet worden ingeschakeld. Verdachte dieren worden overgenomen door de overheid en bij een aangetoonde besmetting worden ook dieren met een verhoogd risico overgenomen en vernietigd. De NVWA is belast met de uitvoering.
Slachtlijn- en destructieonderzoek
Eerder werden alle geslachte dieren ouder dan 72 maanden via een snelle test gecontroleerd op BSE. Bovendien werden alle voor destructie aangeboden dieren ouder dan 48 maanden aan deze test onderworpen.
Sinds 1 februari 2013 worden in Europa-25 (excl. Roemenie en Bulgarije) nog slechts de risicogroepen (gestorven dieren en klinische verdenkingen) onderzocht en geen geslachte gezonde runderen meer.
Verdachte dieren
Klinisch verdachte dieren moeten worden gemeld bij het Centraal Meldpunt Dierziekten (0800-0488). Vervolgens worden deze dieren beoordeeld door een zogenaamd specialistenteam, bestaande uit een dierenarts van NVWA en de practicus. Als BSE niet kan worden uitgesloten, wordt het dier overgenomen door de NVWA en voor onderzoek aangeboden aan het WBVR in Lelystad. Het betreffende bedrijf wordt ‘op slot’ gezet tot de uitslag bekend is.
Besmet dier
Blijkt uit onderzoek van het WBVR in Lelystad dat het dier besmet is, dan worden alle dieren met een verhoogd BSE-risico op gebruikswaarde getaxeerd en door NVWA overgenomen. Van al deze geruimde dieren wordt hersenmateriaal onderzocht op BSE en de karkassen worden adequaat vernietigd (verbrand). De overige op het bedrijf aanwezige dieren worden door EL&I in het I&R-systeem gemerkt. Deze dieren komen niet in aanmerking voor levende export naar specifieke landen. Melk- en vleesproducten van gedeeltelijk geruimde bedrijven worden door het bedrijfsleven afgenomen. Eventuele extra kosten worden door het bedrijfsleven gedragen. Tot nu toe zijn op geen enkel bedrijf in Nederland waar BSE bij een rund is vastgesteld, andere met BSE besmette dieren gevonden.