Trichinellose

Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer
DAP Contact. Voor dierenartsen

Trichinellose

Trichinellose is een meldingsplichtige ziekte ingevolge artikel 15 van de Gezondheids- en Welzijnsziekte voor Dieren. Elke klinische verdenking moet via het Landelijk meldpunt Dierziekten (045-546 31 88) worden gemeld bij de NVWA. Bij afhandeling van verdenkingen en bij de bestrijding zijn de NVWA draaiboeken uitgangspunt en zijn de dan geldende regelgeving en de instructie van NVWA leidend.

Trichinellose, veroorzaakt door een infectie met Trichinella spiralis, is van belang vanwege het risico op infectie van de mens bij consumptie van onvoldoende verhit vlees.

 


Direct naar:


De kiem

Trichinella is een nematode met een bijzondere cyclus: een individu is zowel tussen- als eindgastheer. Acht verschillende trichinellaspecies worden onderscheiden. De ingekapselde L1-larve van T. spiralis is 400-600 μm lang en 250 μm in doorsnede. De volwassen vrouwelijke worm is 3 mm lang en 60 μm in doorsnede.

Gevoelige diersoorten

Er zijn twaalf genotypes Trichinella geïdentificeerd, waarvan er acht als ‘species’ geclassificeerd zijn. Alle species en genotypes kunnen ziekte veroorzaken bij de mens.

 

De volgende trichinellaspecies worden onderscheiden:

  1. Trichinella spiralis (T-1) komt wereldwijd voor in gematigde gebieden. Deze species is geassocieerd met gedomesticeerde varkens en zeer infectieus voor varkens, muizen en ratten, maar kan ook voorkomen in andere vleeseters en paarden
  2. Trichinella nativa (T-2) komt voor in koude regionen in Noord-Amerika, Europa en Azië. Deze species is matig infectieus voor varkens en wordt veelvuldig gevonden bij wilde canidae, beren en de walrus. T. nativa is aangepast aan koude en overleeft invriezen.
  3. Trichinella britovi (T-3) komt voor in gematigde gebieden in Europa, Azië en Afrika. Deze species komt met name voor bij wilde dieren en varkens, maar ook af en toe bij paarden.
  4. Trichinella pseudospiralis (T-4) komt wereldwijd (Europa, Azië, Noord-Amerika, Australië) voor bij roofvogels, wilde carnivoren en omnivoren en buideldieren. Deze species is, in tegenstelling tot de meeste andere Trichinella genotypes, niet omgeven door een collageen kapsel in spierweefsel.
  5. Trichinella murrelli (T-5) komt in Noord-Amerika voor bij carnivoren. Voor varkens is deze species matig infectieus, maar het is wel een risico voor de mens en is aangetoond in een paard..
  6. Trichinella nelsoni (T-7) komt voor bij carnivoren en af en toe ook in wilde varkens in het oosten van Afrika. Deze speciesheeft een grotere resistentie tegen hoge temperaturen.
  7. Trichinella papuae (T-10) is gevonden in wilde en gedomesticeerde varkens, mensen en wilde zoogdieren in Papua Nieuw Guinea. Deze species is niet omgeven door een kapsel in spierweefsel.
  8. Trichinella zimbabwensis (T-11) is gevonden in krokodillen in Zimbabwe, Ethiopië en Mozambique en is infectieus voor veel zoogdieren, inclusief varkens en ratten. Deze species is niet omgeven door een kapsel in spierweefsel.

Volksgezondheid

Trichinellose bij de mens geeft ernstige ziekte en kan tot de dood leiden. Wormen in de darm hebben weinig pathogeen effect, maar de migratie van larven en hun aanwezigheid in spieren geeft ernstige verschijnselen, met name myositis en spierpijn.

Overleving

T. nativa overleeft invriezen
T. nelsoni heeft een grotere resistentie tegen hoge temperaturen.

Desinfectie

Desinfectie is niet van toepassing, omdat stadia van Trichinella niet buiten het lichaam komen.

Klinische verschijnselen van Trichinellose


De volwassen worm komt in de dunne darm voor. Het vrouwtje boort een gat in het epitheel en zet de larven daaronder af, vanaf vijf tot zes dagen post infectum (p.i.). Van daaruit migreren de larven via de lymfe en bloedcirculatie naar dwarsgestreept spierweefsel (skeletspieren, diafragma, tong en kauwspieren). Daarin worden de larven ingekapseld. Ongeveer 35 dagen p.i. zijn de larven infectieus. De ontwikkeling gaat verder als de gastheer door een volgende gastheer wordt geconsumeerd.

Klinische verschijnselen zijn afhankelijk van de locatie van de ingekapselde larven.
Er zijn geen beschrijvingen van klinische problemen bij varkens door trichinellose.

Morbiditeit/mortaliteit

De ziekte kan bij mensen dodelijk verlopen.

Uitscheiding van de kiem

De larven bevinden zich in vlees en komen dus pas na de dood van het dier ‘vrij’.

Differentiaaldiagnose

Het ziektebeeld is aspecifiek. 

Terug naar het begin van dit artikel

Diagnose van Trichinellose


 Diagnostiek van een trichinella-infectie is gebaseerd op
  1. directe detectie van de larven (vrij of in cysten) in het spierweefsel, of
  2. indirecte detectie van de infectie door detectie van de specifieke afweerstoffen.
Voor vleeskeuring adviseert de OIE alleen directe detectie van larven in het spierweefsel. In varkens is een serologische respons bij lichte of middelmatige infecties vaak pas detecteerbaar drie weken nadat larven in de spieren infectieus zijn geworden.

Pathologie

De pathologie is aspecifiek. De grootste trefkans op larven in spieren is meestal in het diafragma.

Isolatie van de kiem

Voor directe detectie van de larven zijn twee methoden beschikbaar: digestie of compressie van spierweefsel. Bij beide methoden worden die spieren onderzocht waar de trefkans het hoogst is. Bij varkens zijn dat het diafragma, de tong, M. masseter en de spieren van de buikwand. Bij paarden zijn dat de M. masseter, de tong, het diafragma en de nekmusculatuur.
Bij de digestiemethode wordt spierweefsel enzymatisch afgebroken in een oplossing van pepsine in zoutzuur, waarna een filtraat of sediment microscopisch wordt onderzocht op de aanwezigheid van larven. Bij varkens worden monsters van ongeveer 1 gram onderzocht, bij paarden en wild monsters van ongeveer 10 gram. Bij varkens is de gevoeligheid bij onderzoek van 1 gram spierweefsel ongeveer drie larven per gram weefsel. De gevoeligheid kan worden verhoogd tot één larve per gram door monsters van 5 gram te onderzoeken. De OIE raadt digestiemethoden aan voor routinematige keuring van karkassen. EU-regelgeving staat onderzoek van monsters van 1 gram in 100 gram-pools toe bij varkens. De test wordt ongeveer positief op het moment dat het karkas infectieus wordt bij consumptie.
De compressiemethode is arbeidsintensief: met een stereomicroscoop worden samengedrukte plakjes spierweefsel (2 x 10 mm) onderzocht op de aanwezigheid van larven. De gevoeligheid van detectie zou daarbij ook ongeveer drielarven per gram weefsel zijn. Bovendien worden sommige Trichinella spp (T. pseudospiralis, T. papuae, en T. zimbabwensis) niet omgeven door een collageenlaag, waardoor detectie moeilijk is. Om deze redenen wordt de compressiemethode door de OIE niet aanbevolen voor routinematige inspectie van karkassen van varkens, paarden en wild voor humane consumptie.
PCR-methoden zijn nog niet praktisch geschikt voor routineonderzoek van karkassen; wel kan met PCR-technieken een onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende trichinellasoorten. Monsters kunnen hiervoor worden onderzocht bij de OIE- referentielaboratoria in Italië en Canada.

Serologie

Voor serologie zijn alleen ELISA’s geschikt. Daarmee zou bij varkens een detectieniveau van één larve per 100 gram worden behaald, bij een hoge diagnostische specificiteit. Bij recent geïnfecteerde dieren komen foutnegatieve uitslagen voor. Daarom zijn de ELISA’s geschikt voor surveillanceprogramma’s, maar niet voor het testen van individuele karkassen. Bij varkens blijft een positieve serologische respons tenminste zes maanden p.i. bestaan; bij paarden daalt de diagnostische gevoeligheid echter al na enkele maanden, ook al is het karkas zwaar geïnfecteerd. Als confirmatietest voor positieve ELISA-uitslagen wordt een digestietest van ≥100 gram spierweefsel geadviseerd door de OIE.
ASG, de GD en VION hebben gewerkt aan een Surface Plasmon Resonance (SPR) test (voor de firma Biacor) die als vervanging kan dienen van de ELISA’s. Tot op heden is deze test niet operationeel, mede door beperkingen vanuit de wetgeving en eisen van afnemers. 

Prevalentie van Trichinellose


Nederland

In de periode 2002 tot 2004 werden in Nederland tien mensen serologisch positief bevonden. Vermoedelijk ging het daarbij steeds om importgevallen van de ziekte. Varkens die in Nederland binnen worden gehouden zijn vrijwel vrij van de infectie. In Nederland werd in 2002 voor de laatste keer een positieve diagnose bij slachtlijncontrole gesteld. Sindsdien werd de diagnose niet meer gesteld. Ook bij controle van karkassen voor humane consumptie van ruim 4600 zwijnen die in de periode 2000 tot 2006 zijn onderzocht, werd geen enkele infectie aangetoond.
In de periode 1999 tot 2005 was tot 20 procent van de onderzochte zwijnen seropositief; in 2005 is de test echter geoptimaliseerd waardoor het aantal seropositieve dieren daalde. De laatste keer dat een wild zwijn positief is getest, was in het tweede halfjaar van 2007. Eén monster van de 470 onderzochte wilde zwijnen was positief.
In de periode 2008 tot 2011 zijn geen wilde zwijnen positief getest op trichinellose. In totaal zijn in deze periode 1846 monsters getest van wilde zwijnen. In de periode 2012 tot en met 2015 zijn vier wilde zwijnen positief getest op trichinellose. In totaal zijn in deze periode 2184 monsters van wilde zwijen serologisch getest. In 2016 is het onderzoek op trichinella antistoffen bij wilde zwijnen stopgezet. Vanaf dat moment is aan de slachtlijn de digestiemethode in gebruik genomen.

Europa

In de periode 2015 tot en met de eerste helft van 2017 zijn in Europa meer dan 3000 meldingen van trichinellose gedaan (OIE WAHIS). De meeste meldingen komen uit de Baltische staten (+350), Polen (+1300), de Balkanstaten (+300) en Spanje (+600).

Andere landen

Trichinellose komt wereldwijd voor bij uiteenlopende diersoorten.

Aanpak besmette bedrijven


Trichinellose is een meldingsplichtige ziekte ingevolge artikel 15 van de Gezondheids- en Welzijnsziekte voor Dieren. Elke klinische verdenking moet worden gemeld bij de NVWA via het Centraal meldpunt Dierziekten (0800-0488).Bij afhandeling van verdenkingen en bij de bestrijding zijn de NVWA draaiboeken uitgangspunt en zijn de dan geldende regelgeving en de instructie van NVWA leidend.


Vaccinatie

Niet van toepassing.


Onderzoek naar een vaccin voor gebruik in een beheersingsplan is wel uitgevoerd (Murrel, 1985).


Antibiotica

Antiwormmiddelen zijn in theorie effectief tegen Trichinella. In de praktijk wordt dit niet aangewend met dit doel.

Preventie van Trichinellose


Preventie van humane infectie wordt bewerkstelligd door vleeskeuring, verhitten of invriezen van vlees en preventie van blootstelling van voedselproducerende dieren aan geïnfecteerd vlees (swill, knaagdieren, wilde dieren). Wild moet altijd als een potentiële bron van infectie worden beschouwd en worden getest, adequaat worden verhit of voldoende lang worden ingevroren. Echter, bepaalde trichinellatypen zijn resistent tegen invriezen, zoals T. nativa.
Alternatieve 'risk-based' bemonstering voor de in Nederland gangbare routine van het verzamelen van materiaal van diafragma’s van vleesvarkens:
Per koppel geleverde varkens drie monsters serologisch onderzoeken (ELISA). Dit is alleen toepasbaar voor bedrijven waar vleesvarkens binnen worden gehouden en die afkomstig zijn van vermeerderingsbedrijven waar dat ook voor geldt. Bedrijven moeten individueel gecertificeerd worden door bijvoorbeeld tweemaal bezoek met inspectie binnen één jaar voor de erkenning.

Eisen voor erkenning:

  • Weren van knaagdieren en andere zoogdieren en grote vleesetende vogels, inclusief kraai-achtigen.
  • Ongediertebestrijdingsprogramma met vastlegging van werkzaamheden.
  • Diervoer is geproduceerd volgens EU-verordening 183/2005.
  • Knaagdiervrije opslag van diervoeders.
  • Verwijdering van dode dieren binnen 24 uur na overlijden.
De regelgeving wordt mogelijk van kracht in de EU, maar de eisen van afnemers verhinderen vooralsnog de implementatie van deze alternatieve bemonstering.

Bedrijfshygiëne/ insleeppreventie

Goede ongediertebestrijding is nodig om de insleep tegen te gaan.

Vaccinatie

Niet van toepassing.

Persoonlijke beschermingsmiddelen

Voedselhygiëne; zie ‘preventie van humane infecties’.

Regelgeving


Nederlands recht

Artikel 15 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD)
Hoofdstuk II:  De zorg voor de gezondheid van dieren Afdeling 3:  Preventie en de bestrijding van besmettelijke dierziekten. 
Art. 15:  door Onze Minister aangewezen besmettelijke dierziekten.
lid 2.   Een besmettelijke dierziekte kan worden aangewezen, indien:
  • snelle uitbreiding, ernstige schade, niet (volledig) normaal te voorkomen;
  • een verdrag zulks met zich brengt;
  • ernstig gevaar bestaat voor de volksgezondheid.
Bij deze ziekten geldt:
Regels ter bestrijding (transport, aan- en afvoeren, insemineren, destructie en dergelijke), bij verdenking melden bij NVWA-ambtenaar, houder moet informatie verschaffen, Minister beslist snel en bepaalt maatregelen (borden, toegang gebouwen, vervoersverbod).
Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s
Art. 2
Als besmettelijke dierziekten als bedoeld in artikel 15 van de wet bij vee worden aangewezen:
m. trichinellose;

Europees recht

De EU-regelgeving is sinds 2005 (2075/2005) veranderd en biedt lidstaten nu de mogelijkheid om een op risicoanalyse gebaseerd bemonsteringsschema te hanteren. Dit houdt in dat niet meer alle karkassen hoeven te worden gecontroleerd, maar dat er, mits aan alle voorwaarden is voldaan, slechts een steekproef nodig is. Eén daarvan is bijvoorbeeld een monitoringsprogramma voor Trichinella in wild (vossen) en een andere is dat varkens gegarandeerd binnen gehouden moeten worden. Tot slot bestaat de mogelijkheid om een vrij-status aan te vragen; Denemarken heeft dit gedaan. Vanwege de bevindingen in 1999 en 2002 komt Nederland hier waarschijnlijk niet voor in aanmerking.
Volledige tekst zie bijlage VERORDENING (EG) Nr. 2075/2005 VAN DE COMMISSIE  van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees.

Internationaal

De OIE adviseert landen om eisen te stellen bij het importeren van vers varkens- en paardenvlees. Bij varkens komen de eisen er in het kort op neer dat ze zijn geslacht in een erkend slachthuis, zijn getest op Trichinella of zijn behandeld ter destructie van eventuele larven of uit een vrij gebied komen (waarbij ‘vrij’ nauwkeurig is gedefinieerd door de OIE). Bij import van paardenvlees wordt geadviseerd te vereisen dat de karkassen zijn getest of behandeld.
In de Verenigde Staten bestaat een certificeringsprogramma voor Trichinella-vrije varkensbedrijven dat valt onder APHIS/ USDA en wordt geleid door David Pyburn. Details zijn te vinden op http://www.aphis.usda.gov/vs/trichinae/docs/prog_stds.htm.

Websites en literatuur


Websites

Literatuur

Murrel, KD 1985 ‘Strategies for the control of human trichinosis transmitted by pork’
Food Technol. 39 ; 65-68
 

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.

GD maakt gebruik van cookies om onze website te analyseren en de functionaliteit te verbeteren. Meer info vind je in ons cookiebeleid.