Newcastle Disease

Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer
DAP Contact. Voor dierenartsen

Newcastle Disease

Newcastle Disease (NCD) oftewel pseudovogelpest is een zeer besmettelijke virusziekte, gepaard gaande met:

  • ademhalingsproblemen;
  • eiproductiedaling;
  • nerveuze symptomen en
  • sterfte bij kippen, kalkoenen en andere hoenderachtigen.

Verschillende vogels kunnen virusdragers zijn, het virus verspreiden en in enkele gevallen ook ziek worden. De ziekte komt wereldwijd voor en is bekend sinds 1926. In de Europese Diergezondheidsverordening (EU) 2016/429 is NCD aangemerkt als categorie A-ziekte, dat wil zeggen dat het een bestrijdingsplichtige dierziekte is. NCD is meldplichtig op basis van artikel 2.12 en 5.3 van de Wet Dieren. Elke verdenking van de ziekte dient te worden gemeld bij de NVWA. Verplichtingen rondom vaccinatie van bedrijfsmatig pluimvee en het tentoonstellen van pluimvee, loopvogels en postduiven zijn vastgelegd in de Regeling houders van dieren.

Direct naar:

Het virus

Het NCD-virus wordt veroorzaakt door het aviair paramyxovirus type 1 (orde Mononegavirales, familie Paramyxoviridae, subfamilie Avulavirinae, genus Orthoavulavirus). Het is een enkelstrengig RNA-virus. Binnen de aviaire paramyxovirussen herkennen we 21 serotypen; 1 tot en met 21. Serotype 1, 2, 3, 6 en 7 worden genoemd in relatie met ziekten van pluimvee. PMV-1 is bij meer dan 200 verschillende vogelsoorten aangetroffen, de ernst van de ziekte hangt zowel af van de vogel als van de virusstam. We onderscheiden (met toenemende virulentie): avirulent, lentogeen, mesogeen en velogeen (neurotroop of viscerotroop) NCD-virus.
De infectie kan zowel respiratoir als per os plaatsvinden. In het dier vermenigvuldigt het virus zich snel. Buiten het dier is het virus niet erg stabiel, behalve wanneer het virus in een beschermde omgeving zit.
Het virus kan het land binnenkomen door import van (sier)vogels die dragers zijn, door wilde vogels die het virus bij zich hebben, door vervoer van materialen die met besmet pluimvee of mest in contact zijn geweest en door mensen of dieren die als vector fungeren. Verspreiding binnen en tussen koppels vindt plaats door direct en indirect contact en via de lucht. Besmetting vindt plaats via orale opname of via inhalatie. De incubatietijd bedraagt 2 tot 15 dagen, afhankelijk van de virulentie van de stam en de gevoeligheid van de vogelsoort; bij velogenen stammen bij  pluimvee is de incubatieperiode 2 tot 6 dagen.
 
Door virus opgewekte antistoffen kunnen een veldinfectie min of meer subklinisch doen verlopen, terwijl wel een smetstofbron ontstaat. Onder experimentele omstandigheden vindt uitscheiding van virus plaats gedurende 3 weken. Een piek treedt 3 tot 6 dagen en 11 tot 14 dagen post infectie op. Binnen een koppel vindt circulatie van virus plaats. 27 van de 50 ordes van vogels kunnen drager zijn van het virus.

Virusopbouw

Enveloppe met een lipidmembraan (dubbele laag), afkomstig van de gastheercel. In de membraan komen 2 glycoproteinen voor als spikes: haemaglutinine-neuramidase (HN) en het fusie-eiwit (F). Het HN-eiwit kan bestaan uit 571, 577, 581 of 616 aminozuren. Beide glycoproteïnen spelen een rol in de virulentie en infectieusiteit.
De door het dier ontwikkelde afweerstoffen zijn voornamelijk gericht tegen deze glycoproteïnen. Onder de lipidmembraan is een (non glycosylated) matrixeiwit aanwezig (M) en in de enveloppe het nucleocapside (NP). Hieraan zijn fosforeiwitten (P) en een ander groot eiwit (L) verbonden. Deze eiwitten fungeren in de gastheercel als polymerase. Het nucleocapside heeft een holle structuur waarin het RNA zich bevindt.
 
Het virus bestaat uit een enkele RNA-streng. (3’-NP-P-M-F-HN-L-5’). Het 3’ begin bevat een ‘leader sequence’ en het 5’ uiteinde bevat een ‘trailer sequence’ (elk ongeveer 50 nucleotiden), deze spelen een rol in de regulatie van de replicatie van het RNA. Tijdens de replicatie van P-genoom kunnen 1 of 2 nucleotiden worden ingebouwd in het mRNA (eiwit V en W).
Na binding van het virus door middel van het HN-eiwit veroorzaakt het F-eiwit een binding tussen de membranen van de gastheer en het virus, waarna de matrix dissocieert en het nucleocapside vrijkomt in het cytoplasma van de gastheer. Het L- en P-eiwit verzorgen de transcriptie van het RNA naar het mRNA.
Synthese van de betreffende eiwitten vindt plaats door de gastheercel, in het cytoplasma of in het endoplasmatisch reticulum (HN en F, met modificaties in Golgi-apparaat). Daarna wordt een volledige streng +RNA gevormd, die de basis is voor de vorming van de -RNA- strengen.

Gevoelige diersoorten

Meer dan 240 vogelsoorten kunnen de infectie krijgen. Er is wel verschil in pathogeniteit. Eenden en ganzen worden nauwelijks ziek na infectie met een virulente NCD-stam. Wilde vogels, met name watervogels, aalscholvers en papegaaiachtigen, kunnen een reservoir zijn voor lentogene virussen die bij een infectie bij pluimvee in pathogeniteit zouden kunnen toenemen. Niet alle vogelsoorten zullen na infectie sero converseren. Er zijn aanwijzingen dat virussen via trekvogels verspreiden en ook gehouden vogels infecteren.

Volksgezondheid

NCD-virus kan bij mensen een conjunctivitis veroorzaken en soms lichte griepachtige verschijnselen: eenzijdige of tweezijdige conjunctivitis met overmatige traanproductie, oedeem van de oogleden en subconjunctivale bloedingen.
Er zijn geen rapportages van transmissie van het virus van mens naar mens.

Overleving

In dode dieren en excreta kan het NCD-virus goed overleven, zeker als de temperatuur niet al te hoog wordt. Ook in mest kan het virus lange tijd infectieus blijven, bij een temperatuur bij 37 °C een maand lang! Tijdens compostering met temperaturen tussen 50 ⁰C en 65 ⁰C was het virus afgedood bij een controle na 7 dagen. Bij normale omgevingstemperatuur (13 ⁰C tot 28 ⁰C) was het virus in voerzakken na 21 dagen geïnactiveerd. In mest is onder die omstandigheden de overleving 14 tot 22 dagen.
In de VS werd na depopulatie van met NCD geïnfecteerd pluimvee 16 dagen na depopulatie geen NCD-virus meer aangetroffen in gecomposteerde mest en op de mestbanden in de stal. Overleving in karkassen kan, afhankelijk van de temperatuur, lang zijn. Bij temperaturen net boven 0 ⁰C overleeft het virus onder de huid tot 160 dagen; in het beenmerg tot 200 dagen.
Verspreiding van besmette haarden via de lucht is aangetoond op een afstand van 64 meter, maar niet op een afstand van 165 meter. Overleving van het virus is tevens aangetoond in aardwormen en vliegen, maar onduidelijk is of vliegen voldoende virus dragen om infectieus te zijn.

Desinfectie

In de literatuur worden phenolen, formaldehyden, hypochloride, quaternaire ammonium verbindingen en peroxiden genoemd als effectief tegen het NCD-virus.

Terug naar het begin van dit artikel

Verschijnselen van NCD


De klinische verschijnselen

NCD kan zich - afhankelijk van de stam - op veel verschillende manieren uiten.
  • Lentogene virussen: subklinische infecties of milde respiratoire verschijnselen als benauwheid, en respiratoire bijgeluiden.
  • Mesogene stammen: acute respiratoire klachten en eventueel ook nerveuze aandoeningen. Uitval blijft over het algemeen beperkt.
  • Velogene stammen:
    • plotselinge lethargie;
    • acute sterfte;
    • eiproductiedaling;
    • zwakke eischalen, misvormingen en afwijkende kleur;
    • verminderde voeropname;
    • in elkaar gedoken zitten;
    • conjunctivitis met subconjunctivale bloedingen;
    • oedeem aan de kop;
    • ademnood;
    • ademhalingsgeluiden;
    • dunne groengekleurde mest;
    • torticollis en
    • verlammingsverschijnselen van vleugels en poten.
Ernstige klinische verschijnselen worden ook waargenomen bij fazanten en patrijzen, hoewel de respiratoire verschijnselen bij fazanten meestal afwezig zijn. Kwartels kunnen klinische verschijnselen tonen, maar meestal verloopt zelfs een velogene infectie, net als bij eenden en ganzen, subklinisch.

Morbiditeit/ mortaliteit

De mortaliteit is afhankelijk van de virulentie: bij mesogene stammen is de mortaliteit 10 tot 50%, bij velogene stammen tot 100%. De gevoeligheid van kalkoenen is lager dan de gevoeligheid van kippen. PPMV-1 (pigeon PMV-1, de duivenvariant) heeft bij duiven een morbiditeit van 70% en kan een  mortaliteit veroorzaken tot 40%.

Uitscheiding van de kiem

Uitscheiding van de kiem vindt plaats via de luchtwegen en/of via de faeces. Dit hangt af van het orgaantropisme van het virus. Als het virus vooral in de luchtwegen zit, is er hooguit geringe virusuitscheiding via de mest. Uitscheiding door papegaaien kan maanden tot een jaar voortduren en bij uilen meer dan 4 maanden. Uitscheiding kan intermitterend zijn. Bij pluimvee beperkt de uitscheiding zich tot 3 weken.
Sommige NCD-stammen kunnen zich via eieren verspreiden, maar verticale transmissie van virulente virusstammen is niet van belang omdat het embryo tijdens het broedproces sterft.

Differentiaaldiagnose

De differentiaaldiagnose is uiteraard afhankelijk van de NCD-stam. Als indicatie:
  • AI;
  • ILT;
  • IB;
  • Aviair metapneumovirus al dan niet met secundaire bacteriële infecties;
  • Coryza;
  • Vogelcholera
  • Vlekziekte.

Terug naar het begin van dit artikel

Diagnose van NCD


Klinische symptomen

De belangrijkste klinische symptomen zijn afhankelijk van de kwaadaardigheid van de NCD-stam. De belangrijkste verschijnselen staan in het hoofdstuk "Newcastle Disease verschijnselen".

Sectie

De belangrijkste macroscopische afwijkingen bij een infectie met een mesogeen/ velogeen virus zijn:
  • oedeem van oogslijmvlies en cornea;
  • tracheïtis;
  • sepsisbeeld met bloedingen (ten gevolge van thrombocytopenie (aantasting beenmergcellen) en endotheel beschadiging) in epicard, slijmvlies van kliermaag en darm;
  • bloedingen, roodheid, oedeem en necrose kan aanwezig zijn in de ceacale tonsillen en de Peyerse platen (deze zouden suggestief zijn voor NCD) en
  • congestie in het caudale deel van de pharynx en mucosa trachea. Difterische beslagen kunnen aanwezig zijn in de oropharynx, trachea, oesophagus en darm.
  • de ovaria zijn oedemateus en gedegenereerd.

Laboratorium

De technieken om het NCD-virus aan te tonen zijn:
  • IFT/IHC/PCR van de trachea en eventueel van long en hersenen.
  • Viruskweek in eieren uit hersenen, trachea, long, milt en eventueel darm.
  • In een wat later stadium kan serologie zinvol zijn.
  • Afhankelijk van toegepaste entingen kan een hoge HAR-titer aanwijzingen geven.
  • Binnen GD kan men met een IHC en PCR het NCD-virus aantonen.
    • De IHC test differentieert niet tussen het vaccin en de veldstammen. Bij de PCR testen zijn 2 PCR's beschikbaar een algemene PMV-1 PCR en een PCR voor lentogeen PMV-1 virus.
    • Een andere mogelijkheid is een viruskweek.
    • In geval van een positieve NCD-kweek dient het virus ter verificatie te worden doorgestuurd naar het WVBR.
    • GD voert voor het materiaal vanuit de EU, in principe, geen specifieke diagnostiek voor het aantonen van NCD uit.
  • De definitieve diagnose ‘NCD’ wordt altijd gesteld door WVBR Lelystad, waar met behulp van een ICPI de pathogeniteit van het geïsoleerde virus wordt bepaald.
  • Bij een ICPI >0,7 is er sprake van NCD en neemt de overheid de in een draaiboek vastgelegde maatregelen. Ook op basis van een PCR-test (bijvoorbeeld RT-PCR: nucleotide voor het fusie-eiwitgenoom) kan onderscheid worden gemaakt tussen virulente en nonvirulente stammen. GD stuurt dieren, organen of virus-isolaat door naar WBVR in geval aan NCD wordt gedacht en wacht het resultaat van het onderzoek af. Bij directe verdenking van NCD waarschuwt de GD de NVWA die dan het verdere onderzoek organiseert.
  • Confirmatie van NCD wordt uitgevoerd door het WVBR middels PCR en/of viruskweek en duurt tussen de 2 en 21 dagen. 

Terug naar het begin van dit artikel

Prevalentie van NCD


Nederland

Nederland is NCD-vrij. Enkele NCD-gevallen zijn de afgelopen jaren aangetoond in duiven. Het betreft een specifieke duivenstam: de PPMV1-stam, die lentogeen is voor pluimvee maar bij passages in pluimvee in virulentie kan veranderen tot velogeen.

Europa

In de afgelopen 5 jaren hebben in Europa uitbraken plaats gevonden in Zweden, Zwitserland en Spanje. Zweden en Zwitserland werken met een on-vaccinatie beleid.

Buiten Europa

Velogeen APMV-1 is endemisch in delen van Azië, Centraal- en Zuid-Amerika, het Midden Oosten, Afrika en delen van Mexico.

Velogeen APMV-1

Terug naar het begin van dit artikel

Aanpak besmette bedrijven


Meldingsplichtig

NCD is een meldingsplichtige ziekte volgens artikel 2.12 en 5.3 van de Wet Dieren. In de Europese Diergezondheidsverordening (EU) 2016/429 is NCD aangemerkt als categorie A-ziekte, dat wil zeggen dat het een bestrijdingsplichtige dierziekte is. Elke verdenking van de ziekte dient te worden gemeld bij de NVWA. De aanpak van een besmet bedrijf gaat volgens de dan geldende draaiboeken. In Europese regelgeving zijn ook de kaders van bestrijding vastgelegd (gedelegeerde verordening (EU) 2020/687).

Terug naar het begin van dit artikel

 

Preventie van NCD


Hygiëne

Hygiënemaatregelen:

  • Insleep voorkomen door streng toegangsbeleid.
  • Contact met andere vogels vermijden.
  • Geen dieren aanvoeren van onbekende of verdachte herkomst.


Vaccinatie

  • Enten volgens de Regeling houders van dieren.
  • Verplichte controle van enttiters volgens diezelfde regeling. Basis van de regelgeving is dat dieren onder de 70 dagen een minimale bescherming hebben zodat van de 30 te onderzoeken bloedmonsters minimaal 1 monster een HAR titer heeft van 3. Vanaf 70 dagen dient een bescherming aanwezig te zijn waarbij 25 van 30 te onderzoeken bloedmonsters een HAR titer hebben van 3. Tot 6 weken na het toedienen van een dode entstof geldt voor deze eis een uitzondering wanneer de koppel elke 6 weken (door een dierenarts) wordt gevaccineerd (d.m.v. spray of aërosol).
  • Diverse geregistreerde levende vaccins: sinds 2001 zijn er ook een levende vaccins geregistreerd voor toepassing in ovo. Deze vectorvaccins werken met een HVT vector waarin de genetische informatie van het F gen is geïncorporeerd. 
  • Geïnactiveerd: meerdere vaccins, waarvan de meeste in combinatie met IB, Gumboro, EDS, TRT, en/of REO.

Terug naar het begin van dit artikel

Regelgeving


Nederlands recht

  • De Verordening NCD-bestrijding 1976 van het Landbouwschap regelde de aanwijzing van de verplichte entschema’s en richtlijnen voor de uitvoering daarvan, het verplichte bloedonderzoek en de hokontsmetting.
  • Sinds oktober 2006 gold in plaats daarvan de ‘Regeling vaccinatie Newcastle disease’ van PPE/EZ, waarin de entplicht en de controle daarop wordt geregeld.
  • De serologische NCD-monitoring was gebaseerd op de ‘Verordening vaccinatie Newcastle Disease / PPE) 2006’ en wel het ‘Besluit Bloedonderzoek NCD (PPE) 2006’.
  • Sinds 2015 geldt de huidige regelgeving van verplichte vaccinatie en serologische monitoring, sinds 2021 vermeld in de Regeling houders van dieren, §7b.2.3 en Bijlage 12.
  • NCD is een besmettelijke dierziekte die door de overheid wordt bestreden. Bij het vermoeden dat er sprake is van NCD moet de GD dit melden aan de NVWA (centraal dierziekten meldnummer: 045 546 31 88).
  • Aangifteplicht voor NCD is vastgelegd in artikel 2.12 en 5.3 van de Wet Dieren.

Verordening vaccinatie Newcastle Disease (PPE) 2006 is per 30-6-2014 vervallen en opgegaan in Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten, zoönosen en TSE’s. Art. 94. De vaccinatie- en monitoringsverplichting is sinds 21 april 2021 overgezet in de Regeling houders van dieren.

Europees recht

In de Europese Diergezondheidsverordening (EU) 2016/429 is NCD aangemerkt als categorie A-ziekte, dat wil zeggen dat het een bestrijdingsplichtige dierziekte is. In Europese regelgeving zijn ook de kaders van bestrijding vastgelegd (gedelegeerde verordening (EU) 2020/687). De Gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 laat lidstaten vrij te kiezen tussen een vrijstatus zonder vaccinatie of met vaccinatie. Nederland heeft voor het laatste gekozen. De EU-regelgeving laat vrij op welke manier het vaccinatieprogramma wordt ingevuld.

Terug naar het begin van dit artikel

Literatuur


Literatuur
Avian Paramyxo-I infection
The center for Food Security and Public Health Iowa state University 2008

Diseases of Poultry, Saif et all. 11th edition 2003
 
OIE terrestrial manual Newcastle disease (infection with newcastle disease virus), chapter 3.3.14, May 2021

Molecular and virological characterization of the first poultry outbreaks of Genotype VII.2 velogenic avian orthoavulavirus type 1 (NDV) in North-West Europe, BeNeLux, 2018. Steensel et al. Transboundary and Emerging Diseases. 2020;00:1–14. DOI: 0.1111/tbed.13863

Terug naar het begin van dit artikel

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.

GD maakt gebruik van cookies om onze website te analyseren en de functionaliteit te verbeteren. Meer info vind je in ons cookiebeleid.